nr. 158r
MOTIE VAN HET LID PLATVOET C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat in Afdeling 2, Sociaal Beleid, artikel 99, een aantal
sociale grondrechten, die in eerdere Europese Verdragen al waren geformuleerd,
worden opgesomd, waarvan het in artikel 99, lid 2b, wordt mogelijk gemaakt
dat bij Europese kaderwet minimumvoorschriften worden vastgesteld die geleidelijk
van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten
bestaande omstandigheden en technische voorschriften;
overwegende, dat in artikel 99 lid 2b, bovendien is bepaald dat bij deze
Europese kaderwet wordt vermeden zodanige administratieve, financiële
en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling
van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd;
overwegende, dat in artikel 99 lid 5 bovendien nog is bepaald dat deze Europese
kaderwet het onverlet laat het recht van de lidstaten hun sociale zekerheidsstelsel
vast te stellen en bovendien geen aanmerkelijke gevolgen mogen hebben voor
het financiële evenwicht van het stelsel;
overwegende, dat ondanks deze inperkingen in artikel 99 lid 3 is bepaald
dat voor vier onderwerpen – te weten artikel 99 de leden 1c, 1d, 1f
en 1g1 wordt bepaald dat de kaderwet door de Raad
met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld;
verzoekt de Nederlandse regering zich in te spannen om de eenparigheid
van stemmen in artikel 99 lid 3 te vervangen door een meerderheidsbesluit
en co-decisie van het Europees parlement,
en gaat over tot de orde van de dag.
Platvoet
Jurgens
XNoot
1Het betreft:
c) de sociale zekerheid en de sociale bescherming van werknemers
d) de bescherming van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst
f) de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van
werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap.
g) de werkgelegenheidsvoorwaarden voor de onderdanen van derde landen
die op wettige wijze op het grondgebied van de Unie verblijven.