28 401
Aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn nr. 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194)

nr. 60
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld: 18 november 2002

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de commissie hadden met belangstelling kennisgenomen van de aanpassing van de Tabakswet aan richtlijn 2001/37/EG van de EU. Zoals de titel van het wetsvoorstel al aangeeft, betreft het een richtlijn die ten doel heeft de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, presentatie en verkoop van tabaksproducten onderling aan te passen. De commissieleden konden deze doelstelling onderschrijven, maar stelden wel nog enkele vragen.

Deze vragen betroffen allereerst een onduidelijkheid tussen de wettekst en de memorie van toelichting. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat het verbod van artikel 2, lid 4 ook betrekking heeft op het gebruik van lichtere kleurvlakken. In de Tweede Kamer heeft de minister op vragen van het lid Wilders geantwoord dat kleurverschillen ook na aanvaarding van het wetsontwerp in Nederland mogen blijven bestaan, maar hij heeft niet toegezegd de tekst van de memorie van toelichting te zullen aanpassen. Om aan alle onduidelijkheid een einde te maken, wilden de leden van de commissie graag duidelijkheid over dit punt en vroegen zij om een juridisch heldere en houdbare interpretatie van artikel 3.e en de daarbij behorende wettelijke vastlegging.

De aanpassing van Nederlandse wet- en regelgeving aan de Europese dient in het algemeen één op één te geschieden en een verdergaande uitleg of interpretatie uit te sluiten, tenzij daarvoor goede redenen zijn, zo vervolgden de leden. Heeft het kabinet in dit wetsvoorstel bewust een andere of verdergaande interpretatie beoogd dan is verwoord in de Europese richtlijn? Deze vraag gold met name de formulering van artikel 3, lid 2, die betrekking lijkt te hebben op alle tabaksproducten, terwijl in de richtlijn de bepalingen alleen op sigaretten van toepassing zijn. Heeft het kabinet hier bewust willen afwijken? Hetzelfde geldt voor de bescherming van fabrieksgeheimen (artikel 3b, lid 4), zo merkten de commissieleden op. Wordt onder die bescherming in de richtlijn niet tevens bedoeld de bescherming van specifieke productformules naast de bedrijfs- en fabricagegegevens? Waarom is zulks dan niet ook in art. 3b, lid 4 opgenomen?

In hoeverre gelden voor dit wetsvoorstel de Europese notificatieregels, wilden de leden van de commissie vervolgens weten. Indien dat niet het geval is, kan het kabinet dit toelichten? Indien wel, hoe staat het met de notificatie?

Voorts maakten de commissieleden graag van de gelegenheid gebruik enige vragen te stellen over de invoering van de in april 2002 in de Eerste Kamer aangenomen wijziging van de Tabakswet (26 472). Er zijn toen door de minister een groot aantal toezeggingen gedaan. Kan het kabinet uiteenzetten hoe het invoeringsplan van de wetswijziging er thans uitziet alsmede het tijdpad? Wil het kabinet ook meedelen wat de stand van zaken is ten aanzien van de verschillende AMvB's en welk overleg daarover is gevoerd met betrokkenen? Regelmatig ontvangen de commissieleden berichten als zou het met name door de leden van de CDA-fractie bepleite en door de minister toegezegde overleg, niet of in een zo laat stadium plaatsvinden, dat nauwelijks van serieus overleg gesproken kan worden. De leden van de commissie wilden het kabinet eraan herinneren dat is toegezegd dat bij het voorleggen van AMvB's in beide Kamers tevens verslag zal worden gedaan van het gevoerde overleg en de uitkomst daarvan.

Tenslotte wilden de commissieleden graag geïnformeerd worden over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de Kamerbreed aangenomen motie-Werner (Kamerstuk 26 472, nr. 59e). Bij de behandeling in maart 2002 is door de minister toegezegd dat zij 15 miljoen euro extra zou vrijmaken in de Begroting 2003 voor het verbeteren van de preventie. Is dit bedrag beschikbaar gekomen?

De voorzitter van de commissie,

Ter Veld

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), Werner (CDA), Van Leeuwen (CDA) (plv. voorzitter), Van den Berg (SGP), Ter Veld (PvdA) (voorzitter), Dees (VVD), Hessing (D66), Ruers (SP), Dupuis (VVD), Stekelenburg (PvdA), Van Schijndel (GL) en Swenker (VVD).

Naar boven