28 267
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot het inwinnen van het advies van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken

nr. 202b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 2 september 2003

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en D66. Graag gaan wij daarop hieronder in.

Het wetsvoorstel strekt er (onder meer) toe de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken (ACVZ) te ontlasten van de verplichting krachtens overgangsrecht in «oude zaken» advies uit te brengen en daarmee een einde te maken aan de impasse die is ontstaan als gevolg van de vrijwel complete uitstroom van medewerkers. Die uitstroom is ontstaan toen tijdens de parlementaire behandeling van de Vreemdelingenwet 2000 bleek dat de ACVZ een veel beperktere adviesrol zou krijgen dan aanvankelijk was voorzien. Door aanvaarding van het amendement Kamp c.s. (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 732, nr. 37) is de taak van de ACVZ om te adviseren over individuele zaken beperkt tot enkele tientallen zaken per jaar. Gelet op de arbeidsmarktsituatie op dat moment was er geen mogelijkheid nieuwe medewerkers aan te trekken.

De leden van de PvdA-fractie zeggen met verontwaardiging van het wetsvoorstel kennis te hebben genomen. Hier wordt, zo stellen zij, vanwege een schrijnend capaciteitstekort een verworven recht ongedaan gemaakt.

Op zichzelf is juist, zo antwoorden wij deze leden, dat (dit aspect van) het wetsvoorstel is ingegeven door een capaciteitstekort. Voorts is juist dat als gevolg daarvan een relatief beperkte groep vreemdelingen niet door de ACVZ zal worden gehoord. Daar staat echter tegenover dat deze vreemdelingen zullen worden gehoord door een ambtelijke commissie. Wij zijn ervan overtuigd dat het horen door een ambtelijke commissie geen gevolgen zal hebben voor de kwaliteit van de beschikkingen. De IND heeft immers ruime ervaring met het horen in bezwaar. Veel vreemdelingen worden ook thans al door een ambtelijke commissie gehoord, zowel onder de oude als onder de nieuwe wet. Zoals wij al eerder hebben aangegeven kan bovendien de beschikking, ook wat betreft de kwaliteit van de voorbereiding daarvan, door de rechter worden getoetst. Wij menen dan ook dat het vervallen van het recht om door de ACVZ te worden gehoord in voldoende mate wordt gecompenseerd om onder de gegeven omstandigheden de wijziging van het overgangsrecht te rechtvaardigen.

De leden van de PvdA-fractie, daarin gesteund door de leden van de fracties van GroenLinks en D66, hebben gevraagd waarom niet alles op alles wordt gezet om aan dit overgangsprobleem het hoofd te bieden, nu de situatie inmiddels drastisch is gewijzigd. Daarbij hebben deze leden gewezen op de vermindering van het aantal asielaanvragen, een afslankingsbeleid in de asielketen en het feit dat van een krapte op de arbeidsmarkt allang geen sprake meer is.

Deze leden, zo antwoorden wij, wijzen er terecht op dat de asielinstroom is gedaald en de situatie op de arbeidsmarkt inmiddels is gewijzigd. Er is echter vooralsnog geen sprake van een uitstroom van deskundig personeel bij bijvoorbeeld de IND en de Vreemdelingenkamers. Medewerkers van de IND die niet langer worden ingezet in de asielketen kunnen vooralsnog worden ingezet op andere werkzaamheden. In dat verband is van belang dat het aantal beslissingen op aanvragen om een verblijfsvergunning regulier door de overheveling van taken van de vreemdelingendiensten naar de IND nog zal toenemen. Voor de Vreemdelingenkamers is voor dit jaar en volgend jaar geen afname van de produktiecapaciteit voorzien. Wat daar overigens ook van zij, wij menen dat het in dit stadium onverstandig zou zijn alsnog personeel voor de ACVZ aan te trekken. Met het aantrekken van personeel, zo dit mogelijk zal blijken te zijn, en het tot het vereiste niveau scholen van dit personeel is de nodige tijd gemoeid. De betrokken vreemdelingen zullen daardoor nog langer dan nu al het geval is moeten wachten op een beslissing op hun bezwaar. Bij de IND daarentegen is het benodigde gekwalificeerde personeel reeds beschikbaar en direct inzetbaar. Daarbij komt dat eventueel door de ACVZ aan te trekken personeel slechts voor beperkte tijd zal worden ingezet, zodat de investering die is gemoeid met het aantrekken en opleiden van dit personeel relatief kostbaar is, temeer nu die investering bij de IND niet hoeft te worden gedaan.

De leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en D66 hebben tenslot-te gevraagd waarom de beoogde leden van de ambtelijke commissie niet onder de paraplu van de ACVZ kunnen functioneren. Hierop antwoorden wij dat wij het niet gewenst vinden dat IND-medewerkers voor korte tijd (mede) fungeren als medewerkers van de ACVZ. Alhoewel de onafhankelijkheid van de ACVZ als adviesorgaan strikt genomen alleen diens leden betreft en niet de (ondersteunende) medewerkers, achten wij een dergelijke vermenging van onafhankelijke adviescommissie en bestuursorgaan niet gewenst.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven