28 259
Goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling (Trb. 2001, 136)

nr. 30b
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2002

In de brief van 30 oktober 2002 (bijlage) van de griffier van de Commissie Financiën van de Eerste Kamer is vermeld dat de Eerste Kamer signalen heeft ontvangen dat de Belgische Senaat het verdrag niet voor het einde van het jaar zal behandelen. Tegen deze achtergrond heeft de commissie besloten om pas op 5 november 2002 een procedure van behandeling te bepalen. In de brief wordt per ommegaande verzocht om informatie over de planning van de behandeling in België. De betrokken ambtenaren van het Belgische Ministerie van Financiën hebben ons laten weten dat de Belgische Senaatscommissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging het verdrag inderdaad nog niet heeft geagendeerd. Zij zullen de Belgische Minister van Financiën, die thans in het buitenland is, begin volgende week dringend adviseren om op korte termijn een brief aan de senaatsvoorzitter toe te zenden om de behandeling te bespoedigen met het oog op de beoogde inwerkingtredingsdatum van het verdrag. Gelet daarop kan de conclusie dat de Belgische ratificatieprocedure niet tijdig zal worden afgehandeld en er geen belang is bij een spoedige Nederlandse ratificatieprocedure, mijns inziens nog niet worden getrokken. Naar mijn mening is het van belang te voorkomen dat het verdrag niet vanaf 1 januari 2003 van toepassing wordt omdat de Nederlandse ratificatieprocedure niet bijtijds wordt afgerond, terwijl de Belgische goedkeuringsprocedure uiteindelijk wel tijdig wordt afgewikkeld. Zoals ik eerder heb aangegeven, hecht ik er sterk aan dat het verdrag vanaf 1 januari 2003 van toepassing wordt omdat daarin een aantal belangrijke problemen, waaronder de grensarbeidersproblematiek en fiscale emigratie, worden opgelost. Daarom zou ik het zeer op prijs stellen indien er door de Eerste Kamer op wordt gekoerst om het wetsvoorstel uiterlijk in week 49 af te handelen zolang een tijdige afronding in België nog mogelijk is. Uiteraard zal ik u zo snel mogelijk op de hoogte stellen indien dit onverhoopt niet het geval blijkt te zijn. Op deze plaats merk ik op dat het mij spijt dat de termijn die voor de behandeling in de Eerste Kamer resteert kort is. Zoals u bekend is, hangt dit samen met het feit dat de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer door omstandigheden minder snel heeft kunnen verlopen dan oorspronkelijk werd verwacht.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

BIJLAGE BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Den Haag, 30 oktober 2002

Namens de vaste commissie voor Financiën bevestig ik de goede ontvangst van uw brief d.d. 17 oktober 2002, waarin u erop aandringt het Belastingverdrag tussen Nederland en België (kamerstuk 28 259) uiterlijk in week 49 te behandelen. U vermeldt daarbij dat ook de Belgische Senaat ernaar streeft het verdrag op 1 januari 2003 van toepassing te laten worden.

Aangezien de Eerste Kamer signalen hebben bereikt dat de Belgische Senaat het verdrag niet voor het einde van het jaar zal behandelen, heeft de commissie gemeend pas op 5 november a.s. een procedure van behandeling te bepalen. Zij verzoekt u haar per omgaande te informeren over de planning van de behandeling in België.

Mocht van die zijde de ingangsdatum van 1 januari 2003 niet haalbaar blijken, dan vervalt immers voor de commissie de noodzaak van een spoedbehandeling.

De griffier van de commissie Financiën,

Janssen

Naar boven