28 259
Goedkeuring van het op 5 juni 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol I en II en briefwisseling (Trb. 2001, 136)

nr. 30a
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2002

Op 5 juni 2001 is het bovengenoemde verdrag ondertekend. Inmiddels heeft de Tweede Kamer het verdrag goedgekeurd. In dit kader vraag ik aandacht voor het volgende.

1. Behandeling wetsvoorstel in Eerste Kamer

In de brief van mijn voorganger van 11 juni 20021 is gevraagd om de behandeling van het bovengenoemde wetsvoorstel uiterlijk in week 42 in de Eerste Kamer af te ronden. Dit met het oog op de beoogde datum van het van toepassing worden van het verdrag van 1 januari 2003, in samenhang met de 6-wekentermijn in de Tijdelijke Referendumwet en het feit dat het verdrag pas in werking treedt op de vijftiende dag nadat beide Staten van elkaar een kennisgeving hebben ontvangen dat de ratificatieprocedure is voltooid. In de brief werd ervan uitgegaan dat de procedure in de Tweede Kamer kort na het zomerreces zou worden afgerond. Dit is echter niet haalbaar gebleken. Evenals mijn voorganger hecht ik sterk aan het van toepassing worden van het verdrag per 1 januari 2003 omdat met het verdrag een aantal belangrijke problemen wordt opgelost, namelijk de grensarbeidersproblematiek en fiscale emigratie. Daarom is bij nota van wijziging gekozen voor de spoedprocedure als bedoeld in artikel 16 van de Tijdelijke Referendumwet. Dit betekent dat de behandeling van het wetsvoorstel uiterlijk in week 49 in plaats van week 42 in de Eerste Kamer dient te worden afgewikkeld met het oog op de streefdatum van 1 januari 2003. In België ligt het verdrag overigens bij de Senaat. Ook daar wordt er nog steeds naar gestreefd om het verdrag op 1 januari 2003 van toepassing te laten worden.

2. Voorlichtingscampagne

Het verdrag houdt onder andere in dat voor grensarbeiders die in Nederland wonen en in België werken voortaan een «werkstaatheffing» geldt. In samenhang daarmee is in het verdrag een algemene compensatieregeling opgenomen waarmee grensarbeiders in staat worden gesteld om gebruik te maken van de aftrekposten van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Voorts geldt een tijdelijke compensatieregeling op grond waarvan grensarbeiders worden gecompenseerd voor de inkomensachteruitgang die zou ontstaan doordat het verdrag uitgaat van een «werkstaatheffing». De betrokken grensarbeiders kunnen via een formulier Voorlopige Teruggave de compensatie aanvragen. Alleen indien betrokkenen het formulier voor 1 december 2002 naar de Belastingdienst verzenden, kunnen ze vanaf januari 2003 de maandtermijn van de voorlopige teruggaaf ontvangen. Bij een latere verzending gaat de voorlopige teruggaaf pas vanaf één van de volgende maanden in, omdat het formulier dan niet tijdig meer door de Belastingdienst kan worden verwerkt.

Om uitbetaling vanaf januari 2003 mogelijk te maken ziet de Belastingdienst zich genoodzaakt vooruit te lopen op de behandeling van het verdrag in de Eerste Kamer. Uiterlijk in de tweede week van oktober moet de voorlichtingscampagne starten om de betrokkenen op de mogelijkheid van de voorlopige teruggave te wijzen. Bij een latere start is er onvoldoende tijd om de campagne zijn werk te laten doen en de betrokkenen het formulier te laten aanvragen, invullen en opsturen. In de voorlichting zal uiteraard wel het voorbehoud worden gemaakt, dat het verdrag nog door de Eerste Kamer moet worden goedgekeurd.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck


XNoot
1

Kamerstukken I, 2001–2002, 28 259, nr. 391.

Naar boven