28 047
Wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in verband met een flexibele implementatie van internationale en Europese regelgeving

nr. 1d
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 januari 2003

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 13 november 2002 een brief gezonden aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij inzake de wijze van openbare behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel. De minister heeft daarop bij brief van 29 november 2002 geantwoord (28 047 EK-1c).

Vervolgens is een persoonlijke brief aan de minister gezonden op 17 december 2002.

Daarop heeft de minister geantwoord bij brief van 13 januari 2003.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

BRIEF AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Den Haag, 13 november 2002

Namens de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij deel ik u het volgende mee. Tijdens een beraad op 5 november jl. heeft de commissie zich gebogen over de vraag wanneer de openbare behandeling van wetsvoorstel 28 047 Wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in verband met een flexibele implementatie van internationale en Europese regelgeving zou dienen plaats te vinden.

Uitkomst van dit beraad was dat de openbare behandeling in haar geheel achterwege zou kunnen blijven en het wetsvoorstel als hamerstuk afgehandeld zou kunnen worden mits van Uw zijde een bevredigend antwoord zou worden ontvangen op de hiernavolgende, nog binnen de commissie levende vragen en overwegingen.

– De commissie heeft kennis genomen van de memorie van antwoord, waarin u aangeeft dat in een aantal gevallen implementatie van internationale verdragen of Europese richtlijnen door middel van wetswijziging meer voor de hand ligt dan bij AMvB. Zij stelt evenwel vast dat, waar zich op dit punt een keuzemogelijkheid voordoet, het parlement niet betrokken is bij deze keuze. De commissie constateert verder dat niet voorzien is in een voorhangprocedure.

– De commissie heeft er begrip voor dat verdragen en richtlijnen met enige flexibiliteit geïmplementeerd moeten kunnen worden en dat onnodige vertraging vermeden moet worden.

– De commissie constateert echter anderzijds dat de verdragen en richtlijnen in het kader van deze wet, die voor een deel betrekking hebben op genetische modificatie en daarmee samenhangende onderwerpen, belangrijke maatschappelijke implicaties kunnen hebben, reden waarom de commissie de mening is toegedaan dat voldoende parlementaire betrokkenheid bij de implementatie ervan gewaarborgd moet zijn.

– Teneinde deze gewenste parlementaire betrokkenheid op een tijdig moment mogelijk te maken, verzoekt de commissie u om, voorafgaande aan de opstelling van een AMvB op grond van artikel 94 lid 2 van deze wet, daarvan mededeling te doen aan de beide Kamers der Staten-Generaal, en deze mededeling te voorzien van een korte toelichting over de inhoud van de AMvB waarbij ook de eventuele mogelijke beleidskeuzes aan de orde komen.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. Nieuwenhuizen

BRIEF AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Den Haag, 17 december 2002

Naar aanleiding van Uw schriftelijke reactie van 29 november jl op de brief van de vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 13 november jl. heeft de commissie zich beraden. Zij is tot de conclusie gekomen dat Uw reactie niet tegemoet komt aan haar dringende verzoek tot het volgen van voorhangprocedures ten aanzien van op de wet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur.

De commissie herhaalt dat zij van oordeel is dat parlementaire betrokkenheid in de vorm van voorhangprocedures, ook ten aanzien van de implementatie van amvb's op basis van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, gewaarborgd dient te zijn. Het is aan haar, respectievelijk aan de Kamer, om te beoordelen of de bij amvb te regelen materie van technische aard is.

De commissie herinnert U gaarne aan haar mededeling dat een tegemoetkomende reactie Uwerzijds zal kunnen leiden tot afhandeling van wetsvoorstel 28 047 bij hamerslag. Nu Uw reactie echter van een andere aard is, meent zij dat een volwaardige openbare behandeling, inclusief de indiening van een (commissiebrede) motie aangaande de genoemde parlementaire betrokkenheid in het verschiet lijkt te komen. In het licht daarvan verzoek ik U daarom, namens de commissie, Uw reactie van 29 november jl. te heroverwegen.

De voorzitter van de commissie,

P. H. R. M. van der Linden

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de heer P. H. R. M. van der Linden

Den Haag, 13 januari 2003

Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief bericht ik u als volgt.

In uw brief vraagt u mij mijn reactie van 29 november jl. te heroverwegen. Die reactie betrof een verzoek van de vaste commissie om, voorafgaande aan de opstelling van een algemene maatregel van bestuur op grond van het wetsvoorstel, daarvan mededeling te doen aan beide kamers der Staten-Generaal en deze mededeling te vergezellen van een korte toelichting over de inhoud van de maatregel en de daarbij gemaakte beleidskeuzes.

Hoewel ik van oordeel blijf dat het kabinetsstandpunt «Versnelde implementatie van EG- en andere internationale besluiten» op zichzelf geen aanleiding geeft tot het volgen van een dergelijke procedure, ben ik na ampele overweging niettemin bereid het verzoek van de vaste commissie alsnog te honoreren.

Daarbij ga ik er wel van uit, dat een mededeling als hiervoor bedoeld achterwege kan blijven ten aanzien van de opstelling van een algemene maatregel van bestuur ter implementatie van richtlijn nr. 1999/105/EG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal. De implementatie van deze richtlijn heeft immers de concrete aanleiding voor het wetsvoorstel gevormd en het voornemen om deze richtlijn bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te implementeren is al aangekondigd en gemotiveerd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C. P. Veerman


XNoot
1

 Samenstelling: Van Gennip (CDA), Bierman (OSF), Varekamp (VVD) (plv. voorzitter), Van Heukelum VVD), Hessing (D66), Ruers (SP), Meindertsma (PvdA), Bierman-Beukema toe Water (VVD), Van der Linden (CDA) (voorzitter), Rabbinge (PvdA), Van Bruchem (ChristenUnie), Walsma (CDA) en Pormes (GL).

Naar boven