27 873
Wijziging van de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van eigenrisicodragen door de werkgever (Wet eigenrisicodragen Ziektewet)

nr. 36
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 29 oktober 2002

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het nader voorlopig verslag. Enkele fracties hebben nog kanttekeningen geplaatst bij het voorliggende wetsvoorstel. Daarnaast zijn er nog vragen gesteld die onder meer betrekking hebben op uitvoeringstechnische aspecten van dit wetsvoorstel. In het navolgende wordt hier nader op ingegaan.

De leden van de CDA-fractie vragen of de extra inspanningen en tijd, mede gelet op de grote problemen bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en nu ook tegen de achtergrond van de afschaffing van de Pembaboete voor kleine bedrijven op dit moment verantwoord zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben terecht geconstateerd dat het wetsvoorstel inspanningen en tijd van het UWV zullen vergen in verband met het verrichten van systeemaanpassingen. Maar de grote winst van dit voorstel is nu juist dat het UWV per saldo minder zal worden belast dan thans het geval is. Immers, werkzaamheden die op dit moment nog (moeten) worden uitgevoerd door het UWV worden op grond van het onderhavige wetsvoorstel aan de eigenrisicodragende onderneming overgelaten. De uitvoeringskosten zullen dan ook dalen omdat het UWV minder beoordelingen voor de Ziektewet (ZW) hoeft te doen. Mede gelet op de omstandigheid dat er voor het UWV dus veeleer sprake is van een verlichting dan van een verzwaring van werkzaamheden, is het dan ook verantwoord om deze inspanningen en tijd van het UWV te vragen. In het licht van de doelstelling van dit wetsvoorstel is het bovendien alleszins redelijk om enige inzet van het UWV te verlangen. Het eigenrisicodragerschap vergroot immers de verantwoordelijkheid van ondernemers bij het ziekteverzuim van hun vangnetwerknemers, waardoor zij er alle belang bij hebben om het ziekteverzuim en de WAO-instroom te verminderen.

De omstandigheid dat is voorgesteld om de premiedifferentiatie voor kleine werkgevers af te schaffen doet hier niet aan af. De reden hiervoor is niet alleen dat de premiedifferentiatie zal worden gehandhaafd voor grotere werkgevers, maar ook dat kleine werkgevers, ook na de afschaffing van de premiedifferentiatie, nog steeds alle belang hebben bij een laag ziekteverzuim.

De leden van de VVD-fractie wijzen er op dat in de memorie van antwoord is gesteld dat in de ZW een maximale uitkeringsduur geldt van 52 weken en dat er geen mogelijkheid is deze uitkeringsduur te verlengen. Tevens constateren zij dat in de memorie meermaals wordt gesteld dat het UWV de periode waarover de eigenrisicodrager het ziekengeld moet betalen kan verlengen, indien de eigenrisicodrager niet meewerkt aan de reïntegratie. De leden van de VVD-fractie vragen of dan wel de periode van 52 weken kan worden overschreden. Zo ja, is er dan sprake van de mogelijkheid van uitstel van de WAO-beoordeling en hoe verhoudt zich dit dan tot de zinsnede in het overzicht «niet van toepassing» onder de kolom eigenrisicodrager, zo vragen deze leden zich af.

Op grond van de ZW is het niet mogelijk om op gezamenlijk verzoek van werknemer en eigenrisicodrager de maximale uitkeringsduur van 52 weken te verlengen. Wel is het mogelijk om (bij wijze van sanctie) de eigenrisicodrager te verplichten het ziekengeld langer dan 52 weken te betalen. Eén en ander heeft de volgende achtergrond.

De rechtspositie van een zieke vangnetwerknemer is geregeld in de ZW. Ingeval van eigenrisicodragerschap betaalt de eigenrisicodrager – evenals het UWV – een ZW-uitkering en moet hij zich – evenals het UWV – houden aan de uitkeringsvoorwaarden van de ZW. De vangnetwerknemer heeft maximaal 52 weken recht op een ZW-uitkering, ongeacht de vraag of diens uitkering wordt betaald door het UWV of door diens eigenrisicodragende (voormalige) werkgever. Na de ZW-periode kan de werknemer aanspraak maken op een WAO-uitkering. Dit neemt niet weg dat indien de eigenrisicodrager zijn reïntegratieverplichtingen ten aanzien van deze werknemer niet naleeft hem een sanctie wordt opgelegd welke inhoudt dat hij gedurende een langere periode het ziekengeld moet betalen. Als deze sanctie wordt opgelegd, wordt de WAO-beoordeling uitgesteld.

In dit verband verdient nog opmerking dat het wetsvoorstel «Verlenging loondoorbetaling bij ziekte» (Kamerstukken II 2002/03, 28 629) – waarin wordt voorgesteld om de periode van de wettelijk verplichte loondoorbetaling bij ziekte van één jaar te verlengen tot twee jaar – eveneens consequenties heeft voor de ZW en het eigenrisicodragerschap. Om eventuele aansluitingsproblemen te voorkomen wordt hierin namelijk voorgesteld om ook in de ZW de uitkeringsduur te verlengen tot twee jaar.

De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de memorie van antwoord nog het volgende opgemerkt. In het overzicht op bladzijde 9, waar de verschillen c.q. parallellen worden geschetst tussen de BW-werkgever en de eigenrisicodrager, staat dat de BW-werkgever verantwoordelijk is voor de reïntegratie. Het overeenkomstige «vakje» met betrekking tot de eigenrisicodrager is blanco, hetgeen inhoudt dat deze niet verantwoordelijk is voor reïntegratie. Echter in de tekst op bladzijde 10 staat dat de eigenrisicodrager wel verantwoordelijk is voor reïntegratie. De leden van de VVD-fractie vragen of dit kan worden verklaard.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt erin voorzien dat de eigenrisicodrager eenzelfde reïntegratietaak heeft met betrekking tot degenen aan wie hij ziekengeld moet betalen, als de werkgever met betrekking tot de zieke werknemer die tot hem in dienstbetrekking staat. De eigenrisicodrager is dus verantwoordelijk voor de reïntegratie.

Bij de leden van de VVD-fractie is echter ten onrechte de indruk ontstaan dat dit niet het geval is, nu in het overzicht (dat is opgenomen in de memorie van antwoord) het betreffende vakje blanco is gebleven. Dat dit vakje blanco is gebleven is veroorzaakt door een fout bij de elektronische aanlevering van de memorie van antwoord. Daarbij zijn namelijk de kolommen van het overzicht verschoven en abusievelijk op een volgende regel terecht gekomen. Ook de kolom «taken werkgever» met de daarbijbehorende vakjes (waaruit blijkt dat zowel de BW-werkgever als de eigenrisicodrager verantwoordelijk is voor de reïntegratie) is gaan schuiven. Hierdoor biedt het overzicht niet de duidelijkheid die daarvan verwacht mag worden. Helaas heeft hierdoor de misvatting bij de leden van de VVD-fractie kunnen postvatten.

De leden van de PvdA-fractie meenden uit de memorie van antwoord te mogen opmaken dat de thans bestaande situatie waarbij vangnetgevallen moeten worden gemeld bij de diverse deelsectoren van het UWV (bijvoorbeeld UWV/SFB of UWV/Cadans) tot het verleden zal gaan behoren en alle vangnetziektewetgevallen gemeld moeten worden bij UWV/GAK. Deze leden vragen zich af vanaf wanneer dit het geval zal zijn. Zij vragen zich af of hieruit kan worden afgeleid dat bestaande problemen (rondom de door het UWV-kantoor zogenaamd niet ontvangen meldingen en de verschillende formulieren per UWV/sector) tot het verleden zullen gaan behoren. Voorts merken deze leden op dat ingeval van zogenaamd «zieke werknemers« ook het probleem speelt dat alleen de betrokken werknemer als belanghebbende in bezwaar kan gaan tegen het niet ontvangen van de uitkering. Deze leden merken op dat zowel de werkgever – die formeel verantwoordelijk is – als de arbodienst die veelal de melding zal hebben verzorgd – geen actie kan ondernemen waar zij niet ontvankelijk zijn. De uitvoeringsproblemen en de praktische problemen die hierdoor ontstaan zijn buitengewoon onaangenaam, zo merken zij op. Is hiervoor een oplossing denkbaar, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA zich af.

Anders dan de leden van de PvdA-fractie veronderstellen, dient de vangnetwerknemer ziek (en hersteld) gemeld te worden bij het uvi-onderdeel van het UWV waarbij de werkgever (destijds) was aangesloten. Zo dient een uitzendbureau zijn (voormalige) uitzendkracht dus ziek te melden bij het UWV/GAK, nu werkgevers in de uitzendsector bij deze uitvoeringsinstelling (uvi) waren aangesloten. Aangezien het betreffende uvi-onderdeel ook de betalingen van het ziekengeld verricht, ligt het voor de hand om hier ook de ziekmeldingen te doen plaatsvinden.

Naast het uitvoeren van de ZW en het uitbetalen van het ziekengeld heeft het UWV, op grond van de Wet verbetering poortwachter en de daarbijbehorende Regeling procesgang eerste ziektejaar, een aantal taken ten aanzien van de zieke vangnetwerknemer. Het UWV heeft onder meer tot taak een probleemanalyse op te stellen, samen met de werknemer een plan van aanpak op te stellen en het plan van aanpak regelmatig te evalueren. Om de vangnetwerknemers de noodzakelijke aandacht te kunnen geven, is besloten deze activiteiten voor deze verzekerden (de zogeheten «arborol») te concentreren binnen het UWV/GAK.

Wellicht ten overvloede zij in dit verband overigens nog opgemerkt dat ingeval van eigenrisicodragerschap het UWV deze arborol niet heeft ten aanzien van de vangnetwerknemers. Zoals uitvoerig is toegelicht in de memorie van antwoord, berusten de «poortwachtersverplichtingen» (die normaliter bij het UWV c.q. de werkgever berusten) dan namelijk bij de eigenrisicodrager.

De problemen die zich hebben voorgedaan rond de ziekmeldingen zijn als volgt aangepakt. Sedert augustus 2002 verzendt het UWV iedere maand aan iedere werkgever een overzicht waarin verschillende – door de werkgever verstrekte en door het UWV geregistreerde – gegevens zijn opgenomen met betrekking tot de ziekgemelde werknemers. In dit overzicht worden alle 13e weeks ziekmeldingen die de werkgever in de verstreken maand naar het UWV heeft verzonden vermeld. Voorts worden hierin alle nog lopende ziektegevallen vermeld. Tot slot worden alle werknemers aan wie het UWV in de verstreken maand een aanvraagformulier WAO heeft gezonden in dit overzicht vermeld. Aan de hand van dit overzicht kan de werkgever nagaan of de registratie van het UWV met betrekking tot de ziek- en hersteldmeldingen klopt. Is dit niet het geval, dan kan de werkgever aan de bel trekken bij het UWV. De problemen over niet-correcte registratie of niet-ontvangen ziekmeldingen – waar de leden van de PvdA-fractie op hebben gewezen – worden op deze manier dus voorkomen.

Ter zake van de bezwaar- en beroepsmogelijkheden van de eigenrisicodragende werkgever verdient nog het volgende opmerking. Thans geldt in de ZW een zogenaamd beperkt «belanghebbendebegrip» (artikel 2a van de ZW). Dit houdt in dat uitsluitend degene op wiens aanspraken het besluit betrekking heeft (de werknemer) belanghebbende is en bezwaar en beroep kan instellen. Bij de vormgeving van het onderhavige wetsvoorstel is onderkend dat deze beperking zich niet verdraagt met de rechtstreekse gevolgen die verbonden zijn aan een uitkeringsbeslissing voor de eigenrisicodragende werkgever. Om deze reden is de beperking geschrapt en is geregeld dat, indien de eigenrisicodrager door een besluit van het UWV rechtstreeks in zijn belang is getroffen, hij bezwaar kan aantekenen bij het UWV. Bovendien kan hij beroep bij de rechter instellen tegen de beslissing die het UWV neemt op het bezwaar. Voor wat betreft de arbodienst ligt de situatie anders. Voor die dienst kunnen aan de uitkeringsbeslissing weliswaar gevolgen zijn verbonden maar hierbij is geen sprake van een rechtstreeks belang. De gevolgen die dit voor de arbodienst heeft vindt zijn grondslag in de contractuele relatie tussen werkgever en arbodienst, en zijn derhalve aan te merken als een afgeleid belang. In het kader van de Algemene wet bestuursrecht wordt een dergelijk belang niet voldoende geacht om hieraan een zelfstandig recht op bezwaar en beroep te verbinden.

De leden van de PvdA-fractie hebben nog opgemerkt dat zij graag overtuigd waren door de positieve instelling van de staatssecretaris om te komen tot een betere begeleiding van zieke werknemers in de vangnetconstructie, maar dat zij in de praktijk moesten vaststellen dat er nog weinig van te merken is geweest. Zij hoopten dit te mogen toeschrijven aan de nog maar korte werkingsperiode van de wet Poortwachter, maar vreesden – gezien de berichtgeving deze zomer over het nog in jaren niet op orde zijn van het UWV – dat dit ook hier een negatief effect zal hebben. Vanuit hun beginvisie: de keuze voor eigenrisicodragen mag geen noodsprong worden omdat het UWV niet functioneert, hadden de leden van de PvdA-fractie graag een nadere reactie op de gestelde uitvoeringsvragen.

Het UWV ziet het als één van zijn kerntaken om de – op grond van de Wet verbetering poortwachter aan het UWV toebedeelde – arborol goed uit te voeren. Hiervoor is zowel de benodigde menskracht (verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en reïntegratiebegeleiders), als het benodigde budget beschikbaar gemaakt. Hoewel er nog nauwelijks gegevens beschikbaar zijn over de periode na de inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter nu deze wet nog maar sinds 1 april 2002 in werking is, zijn de eerste signalen gunstig. Volgens het UWV, wijzen deze uit dat de geïntensiveerde arbozorg positieve effecten heeft op het langdurig verzuim: de duur van het verzuim daalt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 282 t/m 282c, vergaderjaar 2001–2002.

Naar boven