26 639
Regels betreffende terbeschikkingstelling en gebruik van foetaal weefsel (Wet foetaal weefsel)

nr. 146
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

* De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 205 t/m 205c, vergaderjaar 2000–2001 en onder EK nrs. 132 en 132a, vergaderjaar 2001–2002.

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2003

Bij gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel Foetaal weefsel in de Eerste Kamer is door de toenmalige Minister van VWS onder meer toegezegd een onderzoek te laten instellen naar de consequenties van het wetsvoorstel ten aanzien van commerciële belangen. Naar aanleiding daarvan is aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) opdracht gegeven voor het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar commercieel gebruik van foetaal weefsel, alsmede naar zulk gebruik van ander lichaamsmateriaal.

Onlangs heeft het RIVM zijn rapport ter zake met de titel «Inventarisatie van bedrijven die bewerkt lichaamsmateriaal (willen) gaan afleveren» uitgebracht1. Dit rapport geeft inzicht in (voorgenomen) activiteiten met bewerkt lichaamsmateriaal, althans voor zover er sprake is van «openlijke activiteiten», dat wil zeggen activiteiten waarover men vrijwillig informatie heeft willen verstrekken.

Uit het overzicht lijkt ten eerste te mogen worden afgeleid dat op dit moment Nederlandse bedrijven slechts in beperkte mate lichaamsmateriaal (willen) gebruiken voor commerciële geneeskundige doeleinden. Ten tweede lijkt te mogen worden geconcludeerd dat het daarbij – in ieder geval op dit moment – geen embryonaal of foetaal materiaal betreft.

Het rapport geeft uiteraard geen inzicht in activiteiten die men vooralsnog voor zich wil en mag houden. Immers, tenzij regelgeving dwingt tot het desgevraagd wèl verschaffen van informatie, heeft men het volste recht om gevraagde informatie niet te verstrekken.

In dit verband wil ik er op wijzen dat inmiddels het voorstel van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (WVKL) voor wat betreft foetale weefsels en bestanddelen van embryo's die bedoeld zijn voor gebruik bij een geneeskundige behandeling, voorziet in de verplichte aanbieding daarvan aan erkende orgaanbanken. Verder bevat het wetsvoorstel een bepaling die impliceert dat de functie van orgaanbank niet voornamelijk zal kunnen worden uitgevoerd met het oog op het daarmee behalen van winsten. Dat wil niet zeggen dat een commercieel bedrijf niet een erkenning als orgaanbank zou kunnen krijgen. Maar zoals ik in de memorie van antwoord naar aanleiding van het voorlopig verslag van de Eerste Kamer over het voorstel voor de WVKL heb toegelicht, zal bij de beslissing op een verzoek om erkenning als orgaanbank ook worden nagegaan of voldaan wordt aan de voorwaarde dat de functie van orgaanbank niet tot statutair doel heeft de winst die de orgaanbank met zijn activiteiten maakt, uit te keren aan zijn oprichters, bestuurders of andere belanghebbenden, bijvoorbeeld in de vorm van winstdelende obligaties. Die voorwaarde betekent ook dat de opbrengsten die resulteren uit de orgaanbankfunctie binnen de instelling moeten blijven. Een en ander impliceert voorts dat er een heldere scheiding, zowel in de taken alsook in financieel opzicht, dient te zijn tussen de orgaanbankfunctie en de overige commerciële functies van het bedrijf. Het voorgaande laat uiteraard onverlet dat het bedrijf een product ontwikkelt op basis van het lichaamsmateriaal, waarvoor vervolgens wanneer het op de markt mag worden gebracht een commerciële prijs betaald moet worden.

Tot slot merk ik op te verwachten dat de WVKL en de op artikel 8 daarvan gebaseerde algemene maatregel van bestuur niet alleen hun uitwerking zullen hebben op de kwaliteit en veiligheid van het lichaamsmateriaal, maar ook tot gevolg zullen hebben dat er in de toekomst ook een redelijk nauwkeurig inzicht zal zijn van het (voorgenomen) gebruik voor geneeskundige behandeling van hetzij commercieel, hetzij niet-commercieel bewaard lichaamsmateriaal.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp


XNoot
1

Is ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 129577.

Naar boven