28 029 (R 1700)
Goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb. 1998, 84)

nr. 136a
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2001

Onder verwijzing naar mijn brief van 22 oktober jl. aan de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer vraag ik uw aandacht voor het navolgende (zie bijlage).

In voornoemde brief brengt de regering tot uitdrukking dat zij het van groot belang acht dat de – op dat moment – bij de Tweede Kamer aanhangige voorstellen van (rijks)wet – te weten het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (28 029 (R 1700)), het voorstel van wet tot uitvoering van dit Verdrag en het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel (28 028), het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (28 030 (R 1701)) en het voorstel van wet tot uitvoering van dit Verdrag (28 031) – nog dit jaar tot (rijks)wet worden verheven. De regering heeft dit ook kenbaar gemaakt in haar actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid (Kamerstukken II 2001/02, 27 925, nr. 10, blz. 3). In verband daarmee heb ik de voorzitter van de vaste commissie verzocht om te bewerkstelligen dat de Eerste Kamer de wetsvoorstellen met voorrang in behandeling neemt en tot een afhandeling daarvan komt vóór aanvang van het kerstreces.

Inmiddels heeft de Tweede Kamer op 22 november jl. deze voorstellen van (rijks)wet en het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel (27 454 (R 1668)) met algemene stemmen aanvaard.

De vijf wetsvoorstellen zijn thans aanhangig bij de Eerste Kamer. De vaste commissie voor Justitie heeft de inbreng bepaald op 11 december a.s.

Thans verzoek ik u het daarheen te leiden dat de Eerste Kamer de vijf voorstellen van (rijks)wet vóór het begin van het kerstreces afhandelt. Aan dit verzoek liggen de volgende overwegingen ten grondslag.

Als gezegd hecht de regering eraan dat nieuwe wetgeving op het terrein van terrorismebestrijding thans op zeer korte termijn tot stand kan komen. Het is van groot gewicht dat de Europese landen die het – inmiddels in werking getreden – Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen nog niet hebben geratificeerd, daartoe spoedig kunnen overgaan. Die spoed geldt in het bijzonder voor de wetgeving inzake bestrijding van de financiering van terrorisme. Het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme is nog niet in werking getreden. Een spoedige bekrachtiging door Nederland kan ertoe bijdragen dat dit belangrijke nieuwe instrument in de bestrijding van terrorisme binnenkort beschikbaar komt.

Daarom hoop ik dat de Eerste Kamer gelegenheid kan vinden om de vier wetsvoorstellen inzake terrorismebestrijding en het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel nog dit jaar af te handelen. Het spreekt vanzelf dat de regering op de kortst mogelijke termijn de inbreng van de Eerste Kamer zal beantwoorden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2001

Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Op 4 oktober jl. zijn bij de Tweede Kamer ingediend het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb. 1998, 84), het voorstel van wet tot uitvoering van dit Verdrag en het op 9 december 1994 totstandgekomen Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel (Trb. 1996, 62), het voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12) en het voorstel van wet tot uitvoering van dit Verdrag.

De regering acht het van groot belang dat deze voorstellen van (rijks)wet nog dit jaar tot (rijks)wet worden verheven. Ik heb daarom de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer verzocht het daarheen te leiden dat de Tweede Kamer deze voorstellen van (rijks)wet met voorrang in behandeling neemt en nog deze maand tot een afhandeling daarvan komt.

De vaste commissie heeft in haar procedurevergadering van 10 oktober jl besloten dat de inbreng voor het verslag wordt gesteld op 25 oktober a.s. De plenaire behandeling zal zo mogelijk plaatsvinden in de week van 12 november a.s. en uiterlijk in de week van 19 november a.s.

Thans wend ik mij tot u met het verzoek om te bewerkstelligen dat de Eerste Kamer de vier voorstellen, indien en nadat deze door de Tweede Kamer zijn aanvaard, eveneens met voorrang in behandeling neemt en tot een afhandeling daarvan komt vóór het begin van het kerstreces.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven