nr. 316d
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD
De leden van het CDA stelden een nadere vraag over de interpretatie van
artikel 8f van het wetsvoorstel.
In artikel 8f, zoals dat luidde in het oorspronkelijke voorstel van wet,
werd slechts gesproken van «het zich ontdoen van de middelen».
In de memorie van toelichting werd aangegeven dat dit kon bestaan uit:
a. het verkopen van de voorraad via het normale handelskanaal of via het
normale verbruik in de onderneming of in de instelling van de ontheffinghouder,
en
b. het overdragen van de voorraden aan de inspecteur.
De memorie van toelichting benoemde het overdragen geenszins uitsluitend
als verkopen en gaf evenmin aanleiding om te menen dat de overdracht van de
voorraden aan de inspecteur slechts in het kader van verkoop zou plaatsvinden.
De gegeven voorbeelden waren niet limitatief.
Tijdens het wetgevingsoverleg van 8 april 2002 werd met betrekking tot
artikel 8f het amendement Apostolou (Kamerstukken II 2001–2002, 27 874,
nr. 8) ingediend. Artikel 8f werd zodanig aangevuld dat het in twee leden
werd opgedeeld. De oorspronkelijke tekst van artikel 8f is opgenomen in het
huidige eerste lid onder toevoeging van een volzin. De toegevoegde zin bracht
een beperking aan in de wijze waarop de ontheffinghouder zich kan ontdoen
van de middelen waarop de ontheffing betrekking heeft: hetzij door overdracht
van de middelen aan (rechts)personen die bevoegd zijn die middelen te verhandelen,
hetzij door vernietiging. Het wordt aan de betrokkene zelf overgelaten of
hij de middelen verkoopt of om niet overdraagt, dan wel zelf vernietigt of
laat vernietigen.
In het tweede lid van artikel 8f gaat het om middelen waarop een ontheffing
voor hennepteelt betrekking heeft. De keuze voor de ontheffinghouder over
de wijze waarop hij zich van die middelen mag ontdoen is beperkter dan de
keuze die het eerste lid laat. De ontheffinghouder mag die middelen hetzij
zelf vernietigen of laten vernietigen, hetzij overdragen aan de minister (in
diens hoedanigheid van Bureau voor Medicinale Cannabis).
Uit de systematiek van artikel 8f en de strekking van het tweede lid vloeit
dan voort dat het Bureau Medicinale Cannabis niet gehouden is de middelen
te kopen.
De regering is van oordeel dat de tekst van het artikel 8f geheel helder
is en gaat ervan uit dat met de voorgaande historische uiteenzetting misverstanden
omtrent onhelderheid van de toelichting of een eerder gegeven antwoord is
weggenomen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers