27 869
Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking aan het publiek uit te breiden

nr. 139a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 6 december 2001

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks hadden met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Toch vroegen zij zich af of de verbetering van de informatieverstrekking aan afnemers van financiële diensten voldoende is om de positie van de consument ook daadwerkelijk te beschermen. Er is de laatste jaren een ware wildgroei opgetreden van het snel verstrekken van consumptieve kredieten aan consumenten. Recent onderzoek van het NIBUD maakt bijvoorbeeld duidelijk dat het aantal jongeren met risicovolle schulden schrikbarend toeneemt. Postorderbedrijven leveren zonder veel omhaal aanzienlijke hoeveelheden goederen op krediet. Uit de signalen die de leden van de GroenLinks-fractie hadden bereikt, blijkt dat het verstrekken van toereikende informatie en bovenal een reële en afdoende toetsing van de kredietwaardigheid van consumenten niet of slechts zeer summier plaatsvindt. Onlangs nog verspreidde de Postbank een folder waarin de mogelijkheid wordt geboden om via internet binnen een uur een consumptief krediet te verkrijgen.

Het gevolg van deze ontwikkelingen is dat de schuldhulpverlening in Nederland steeds vaker wordt geconfronteerd met mensen aan wie één of meer kredieten zijn verstrekt die qua aflossingsverplichtingen niet in overeenstemming zijn met de financiële mogelijkheden van de kredietnemer. Vaak is in deze situaties sprake van meerdere verstrekkers van relatief kleine kredieten, waardoor de totale kredietsom en de daarmee gepaard gaande rente- en aflossingsverplichtingen de mogelijkheden van de schuldenaar te boven gaan. Net zo vaak komt het voor dat één van de schuldeisers op zich al een krediet heeft verstrekt waarvan de rente- en aflossingsverplichtingen de financiële mogelijkheden van de kredietnemer te boven gaan.

Dat bracht deze leden op de vraag of het doel van deze wetswijziging niet te beperkt is. Het gaat immers niet alleen om informatieverstrekking, maar ook om het aan de consument klip en klaar duidelijk maken dat er een reële toetsing zal plaatsvinden of het verleende krediet wel kan worden afgelost. Juist op dat laatste punt wringt, naar het oordeel van de leden van de GroenLinks-fractie, in de praktijk de schoen. Van de regering zouden deze leden daarom graag vernemen welke verbetering in dit opzicht van het voorliggende wetsvoorstel te verwachten is. Mocht dit wetsvoorstel daar niet direct effect op hebben, welke aanvullende maatregelen zijn er dan van de regering te verwachten om de onzorgvuldigheid van de toetsing van kredietverstrekkers te bestrijden? Welke rol is in deze te verwachten van De Nederlandsche Bank als toezichthouder? Zou het niet in de reden liggen om kredietverstrekkers die stelselmatig in dit opzicht tekort schieten hun vergunning te ontnemen?

De leden van de fractie van GroenLinks waren van mening dat een restrictiever beleid ten aanzien van onzorgvuldig opererende kredietinstellingen op zijn plaats is. Nu komen zij vaak te gemakkelijk weg. Schulden als gevolg van onzorgvuldige kredietverstrekking (overcreditering) worden in de regel vaak gesaneerd met een beroep op een gemeentelijk schuldhulpfonds, waardoor het tekortschieten van de kredietverstrekker wordt afgewenteld op algemene middelen. Dat leek de leden van de fractie van GroenLinks niet billijk. Zou het niet in de reden liggen de verantwoordelijkheid meer te verschuiven in de richting van de veroorzaker van het probleem: namelijk bij de kredietverstrekker, bijvoorbeeld door de mogelijkheid te openen dat kredietovereenkomsten die zijn aangegaan zonder afdoende toetsing van de kredietwaardigheid, nietig te verklaren?

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen vervolgens of in het licht van bovenstaande problematiek het niet noodzakelijk is de rol van het Bureau Kredietregistratie aanzienlijk uit te breiden en dat raadpleging van hier bureau voor het aangaan van een kredietovereenkomst verplicht wordt gesteld. Heel duidelijk zouden de leden van de fractie van GroenLinks tenslotte van de regering willen weten wat zij van plan is te doen om kredietverstrekkers in de ruimste zin van het woord (winkels, postorderfirma's, telefoonaanbieders) ertoe te verplichten de kredietwaardigheid van kredietaanvragen afdoende te toetsen.

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Stevens

De griffier van de commissie,

Eliane Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Boorsma (CDA), Stevens (CDA), (voorzitter), Schuyer (D66), Rensema (VVD), Van den Berg (SGP), Varekamp (VVD), Wöltgens (PvdA) (plv. voorzitter), Ter Veld (PvdA), Ruers (SP), De Vries (ChristenUnie), Dupuis (VVD), Bemelmans-Videc (CDA) en Platvoet (GL).

Naar boven