27 798
Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (stroomlijning procedure behandeling gratieverzoeken)

nr. 280b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 juni 2002

Met genoegen heb ik geconstateerd dat de leden van de PvdA-fractie steun uitspreken voor de strekking van het onderhavige wetsvoorstel. Graag beantwoord ik in het navolgende de enkele vragen die deze leden naar aanleiding van dit wetsvoorstel stelden.

Het vereiste van de inzending van het verzoek op een vast formulier moet leiden tot een gemakkelijker en doelmatiger behandeling van gratieverzoeken. Ook in het door deze leden bedoelde geval dat het vormvrije verzoek reeds de in artikel 3, eerste lid, genoemde gegevens bevat, zullen er nog een aantal gegevens zijn die relevant zijn voor de uiteindelijke beoordeling en die niet door de verzoeker zullen zijn opgenomen. Te denken valt aan bepaalde administratieve gegevens, zoals de parketnummers van de veroordelingen tot straf waarvan gratie wordt verzocht en de rechter die deze heeft opgelegd. Ook verklaringen die de redenen voor het gratieverzoek ondersteunen (medische verklaringen, of van het maatschappelijk werk) zijn van belang voor de beoordeling van het verzoek. Uit ervaring en de praktijk is gebleken dat verzoekers er veelal niet zelf in slagen deze informatie eigener beweging te verschaffen. Het gratieformulier geeft de mogelijkheid alle relevante informatie in een keer te verstrekken; het maakt het ook eenvoudiger te beoordelen of de benodigde informatie compleet is. Een proeve van het formulier is reeds in een eerdere fase van het project redesign gratie voor gebruik getoetst en wordt nu verder gereed gemaakt voor invoering indien dit wetsvoorstel tot wet zou worden verheven. Een concept van dit formulier zend ik u hierbij toe.

Het leek mij niet nodig om in de wet een verplichting op te nemen dat het formulier wordt toegezonden in de gevallen waarin verzoeker het niet heeft gebruikt, zoals deze leden opperden. Dit ligt immers al besloten in de gebruikelijke omgangsvormen die voor de overheid gelden in het verkeer met burgers. Het toezenden van een formulier dat noodzakelijk is voor een aanvraag, is vanzelfsprekend en niet afhankelijk van een uitdrukkelijk verzoek. Verzoekers die een vormvrij verzoek indienen zullen het gratieformulier toegestuurd krijgen met het verzoek dit desgewenst in te vullen. Het opnemen van een wettelijke verplichting tot toezending brengt hierin geen verandering.

De leden van de PvdA-fractie wilden weten in welke gevallen er aanleiding zal bestaan de veroordeelde te horen en wie dit zal uitvoeren. Ook binnen het bestaande wettelijk kader is in hoogst uitzonderlijke gevallen de veroordeelde gehoord door ambtenaren van mijn Ministerie. Het betreft dan ambtshalve gratieverzoeken, die op medische gronden worden gedaan. De veroordeelde wordt dan door een bijzondere medisch-adviesafdeling van de Dienst Justitiële Inrichtingen gehoord; dat gebeurt meestal op dat bureau, of in uitzonderlijke gevallen bij de veroordeelde thuis of in de inrichting.

Deze leden vroegen vervolgens om een nadere onderbouwing van het voorstel tot het optrekken van de grens van de geldboete waarvan geen gratie wordt verleend. Ik meen dat de ontwikkelingen in het prijsniveau in het algemeen een dergelijke verhoging al voldoende rechtvaardigen. Ik merk op dat bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met de draagkracht van de verdachte en dat eveneens de mogelijkheid bestaat om het opgelegde bedrag in termijnen te betalen. Voorts is er ook uit doelmatigheidsoverwegingen reden om zuinig te zijn met het openstellen van relatief omvangrijke procedures waarin om herziening van een onderdeel van rechterlijke besluitvorming wordt gevraagd. Daar gaat het naar mijn oordeel om in deze relatief lichte strafzaken. Dit laat onverlet dat schrijnende omstandigheden genoemd in de opmerkingen van de NVvR en de NOVA bij de tenuitvoerlegging van deze geldboete toch een rol kunnen spelen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft weliswaar mede tot taak opgelegde geldboeten te innen, maar is daarbij niet tot het onmogelijke gehouden. Ook het CJIB komt in een aantal geval tot de conclusie dat niet alle vorderingen kunnen worden geïnd, terwijl het openbaar ministerie dan niet in alle gevallen overgaat tot de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. Dat is bij voorbeeld aan de orde indien de veroordeelde niet geschikt is om detentie te ondergaan.

Ten slotte vragen de leden van de fractie van de PvdA naar een toelichting op het voorstel om bij ministeriële regeling het model voor de inrichting van het rechterlijk advies vast te stellen. Het gaat hier om het vaststellen van een formulier waarop het advies wordt uitgebracht en is te vergelijken met soortgelijke voorschriften met betrekking tot de inrichting van een mondeling vonnis van de alleen rechtsprekende rechter (vergelijk artikelen 378b, tweede lid, en 395a, tweede lid, Sv). Deze eisen raken op geen enkele wijze aan de inhoud van het rechterlijk advies. Het maakt het voor de rechter die advies moet uitbrengen slechts eenvoudiger om zijn advies op een bepaalde manier te structureren en de gronden daarvoor inzichtelijk te maken. Dit klemt te meer omdat vast beleid is dat voor het nemen van de beslissing op een gratieverzoek in het overgrote deel van de gevallen de hoogste waarde wordt toegekend aan het rechterlijk advies.

Ik hoop u met de beantwoording van voorgaande vragen voldoende te hebben ingelicht.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven