nr. 322
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het ter uitvoering van richtlijn
1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de
door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten
voor bepaalde tijd noodzakelijk is de Nederlandse wetgeving aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A. Na artikel 648 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL 649
1. De werkgever mag geen onderscheid maken tussen werknemers in de arbeidsvoorwaarden
op grond van het al dan niet tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst,
tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
2. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever wegens de
omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan
op het bepaalde in lid 1, is vernietigbaar. Artikel 647 leden 2 en 3 is van
toepassing.
3. Een beding in strijd met lid 1 is nietig.
4. De Commissie gelijke behandeling, genoemd in artikel 11 van de Algemene
wet gelijke behandeling, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt
als bedoeld in lid 1. De artikelen 12, 13, 14, 15, 20, tweede lid en 33 van
de Algemene wet gelijke behandeling zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 is niet van toepassing op een
uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690.
B. Artikel 657 komt te luiden:
ARTIKEL 657
1. De werkgever is verplicht de werknemer met een arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd tijdig en duidelijk in kennis te stellen van een vacature
terzake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op een uitzendovereenkomst
als bedoeld in artikel 690.
ARTIKEL II
1. Het maken van onderscheid tussen werknemers in de arbeidsvoorwaarden
op grond van het al dan niet tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst
is verboden, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
2. Een beding in strijd met het eerste lid is nietig.
3. De Commissie gelijke behandeling, genoemd in artikel 11 van de Algemene
wet gelijke behandeling, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt
als bedoeld in het eerste lid. De artikelen 12, 13, 14, 15, 20, tweede lid,
en 33 van de Algemene wet gelijke behandeling zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 is niet van toepassing op een
uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek.
ARTIKEL III
In geval een natuurlijke persoon, rechtspersoon of bevoegd gezag een ander
onder zijn gezag arbeid laat verrichten, anders dan krachtens arbeidsovereenkomst
naar burgerlijk recht of ambtelijke aanstelling, zijn de artikelen 649 en
657 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,