27 629
Vaststelling van het Nederlandse muntstelsel in verband met de invoering van de chartale euro (Muntwet 2002)

nr. 2a
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 oktober 2001

Met genoegen heb ik kennis genomen van de belangstelling op het onderhavige wetsvoorstel in het verslag van de vaste Commissie voor Financiën. Hieronder zal worden ingegaan op de in het verslag door de leden van de GroenLinks-fractie gestelde vragen. De beantwoording wordt u mede namens de minister van Financiën toegezonden, gelet op het feit dat een aantal vragen betrekking heeft op onderwerpen die de minister aangaan.

Waarom is er niet voor gekozen in de Muntwet 2000 ook bij het uitgeven van bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel een pauze van enkele jaren in acht te nemen om zo te voorkomen dat het publiek, naast de nieuwe reguliere euro's, ook nog met deze nieuwe munten wordt geconfronteerd? Welke bijzondere munten kunnen de komende jaren worden verwacht?

Bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel zullen slechts bij speciale gelegenheden worden uitgegeven ten behoeve van verzamelaars en geïnteresseerden en steeds in een zodanig beperkte oplage, dat de munten feitelijk niet aan het betalingsverkeer zullen deelnemen. Het instellen van een vrijwillig moratorium op de uitgifte van bijzondere munten is dan ook niet overwogen. Hieraan kan worden toegevoegd dat andere eurolanden reeds de uitgifte hebben bekendgemaakt van diverse bijzondere euromunten, uit te geven vanaf 2002. De uitgifte van bijzondere euromunten zal in Nederland geschieden op basis van de nota «Uitgiftekader bijzondere munten na de introductie van de euro»; deze nota zal binnenkort worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Er is niet voorzien in een vast schema voor de uitgifte van bijzondere euromunten. Vaststelling geschiedt op ad hoc-basis; derhalve indien zich een gelegenheid voordoet, die geschikt wordt geacht te herdenken met de uitgifte van een bijzondere munt. De eerstkomende uitgifte zal zijn een bijzondere tien-euromunt ter gelegenheid van het huwelijk van de Kroonprins.

In artikel 8 van het wetsvoorstel wordt gesteld dat niemand is gehouden valse of vervalste munten aan te nemen. Is het tegenovergestelde daarmee ook van kracht, namelijk dat iedereen wel gehouden is «goede» munten als wettig betaalmiddel aan te nemen? Met betrekking tot bankbiljetten wordt nu al vaak in winkels te kennen gegeven dat bankbiljetten van 250 en 1000 gulden niet worden geaccepteerd. Is dat wettelijk toegestaan? Wat is de verwachting met betrekking tot biljetten van 100, 200 en 500 euro?

In principe is iedereen gehouden alle euromunten (en -bankbiljetten) als wettig betaalmiddel te accepteren (uiteraard alleen indien ze niet vals of vervalst zijn). Ten aanzien van munten geldt overigens, dat zij wettig betaalmiddel zijn tot een beperkt bedrag. In artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 974/98 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1998 over de invoering van de euro is bepaald, dat geen enkele partij verplicht is voor één betaling meer dat vijftig muntstukken te aanvaarden. Bankbiljetten zijn wettig betaalmiddel tot een onbeperkt bedrag. Daarnaast staat het partijen vrij een andere wijze van betaling overeen te komen, dan wel voor een betaling bepaalde munten en/of bankbiljetten te weigeren. Zo wordt bij automaatbetalingen vaak aangegeven welke munten (en biljetten) worden geaccepteerd. Er bestaan geen wettelijke beletselen tegen het aangeven dat bepaalde munten (of bankbiljetten) niet ter betaling worden geaccepteerd, met dien verstande dat dit wel duidelijk (van te voren) kenbaar moet worden gemaakt. Het is derhalve mogelijk dat in winkels te kennen zal worden gegeven, dat bepaalde eurobankbiljetten (het meest waarschijnlijk biljetten van 200 en 500 euro) niet zullen worden geaccepteerd. Dat zal op een vergelijkbare wijze gebeuren als thans met de stickers, waarop een afbeelding staat van een biljet van 1000 gulden en de tekst «hier hebben wij niet van terug».

Is het waar dat sommige Eurolanden (Portugal, Griekenland) niet over zullen gaan tot het zelf drukken van biljetten van 500 euro? Hoe staat het dan met de praktische mogelijkheid om te betalen met deze biljetten in deze landen?

Alle eurolanden drukken alle coupures. Sommige eurolanden, zoals Portugal, Griekenland en Ierland, laten echter kleinere hoeveelheden van de grootste coupures (200 en 500 euro) drukken. De reden hiervoor is dat deze lidstaten geen traditie hebben van coupures met een grote waarde. Thans is het grootste Portugese biljet bijvoorbeeld ESC 10 000 (€ 49,88) en het grootste Griekse biljet GRD 10 000 (€ 29,35). De centrale banken van deze lid-staten verwachten – gegeven de huidige circulatie van nationale biljetten – weinig vraag naar de grootste eurobiljetten. Alle eurobankbiljetten zijn echter in alle aan de euro deelnemende landen wettig betaalmiddel en zullen derhalve ook in alle eurolanden worden geaccepteerd.

Welke landen hebben ervoor gekozen een randschrift te plaatsen op het muntstuk van twee euro? Wanneer en wie heeft besloten dat op de Nederlandse twee-eurostukken het randschrift «god zij met ons» komt? Waarom is hiertoe besloten? Is de staatssecretaris met ons van mening dat dit randschrift anno 2002, in een geseculariseerd land, met een scheiding tussen kerk en staat en een bevolking die in toenemende mate ontkerkelijkt een anachronisme is?

Het aanbrengen van een randschrift is ten aanzien van de twee-euromunt voorgeschreven in de tabel behorende bij artikel 1 van Verordening (EG) Nr. 975/98 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken. De deelnemende eurolanden zijn vrij in hun keuze van het randschrift. Ten aanzien van het randschrift op de twee-eurostukken veroorloof ik mij te verwijzen naar hetgeen dienaangaande aan de Tweede Kamer is gerapporteerd1.

Is er een bindende afspraak gemaakt over de schrijfwijze van de euro: gebruik van het euroteken dan wel van het woord «euro»?

In paragraaf 3.2 van de Negende Voortgangsrapportage Euro en Overheid van 15 mei 20011 is aangegeven, dat in de wetgeving steeds het euroteken zal worden gebruikt. Voor nieuwe wetgeving zal dit uitdrukkelijk worden voorgeschreven in de Aanwijzingen voor de regelgeving. In dit verband wordt tevens verwezen naar onderdeel A van de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Aanpassingswet euro2, waarmee dit ook voor de bestaande wetgeving is bewerkstelligd.

Bestaat inmiddels voortschrijdend inzicht in de mate waarin zwart of grijs geld wordt witgewassen door contante betaling van dure gebruiksgoederen?

Gelet op de toegenomen signalen, dat handel in zaken van grote waarde wordt misbruikt voor het witwassen van geld, wordt gewerkt aan een aanpassing van de Richtlijn witwassen. Hierop vooruitlopend heeft de regering een wetsontwerp opgesteld, waardoor de meldingsplicht voor handelaren in goederen van grote waarde alvast in de Nederlandse wetgeving kan worden opgenomen. Dit wetsvoorstel is onlangs bij de Tweede Kamer ingediend3. Het streven is om het wetsvoorstel nog vóór 1 januari 2002 goedgekeurd te krijgen.

Op grond van welke criteria is de regering bereid om de termijn waarin het duale geldsysteem geldt te verlengen?

Een verlenging van de duale fase wordt ook bij tegenvallende omstandigheden niet voorzien. Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, zal de duale fase in Nederland lopen tot 28 januari 2002 0.00 uur, terwijl naar verwachting binnen twee weken vrijwel alle transacties in euro zullen plaatsvinden. De resterende periode geeft kwetsbare groepen extra tijd om aan de euro te wennen en dient daarnaast als vangnet voor het geval de omschakeling onverhoopt minder snel dan verwacht zou plaatsvinden.

Voor dat deel van het publiek dat op 28 januari 2002 nog over (thans nog wettig betaalmiddel zijnde) guldenmunten en/of -biljetten beschikt, is er overigens de mogelijkheid tot 1 april 2002 kosteloos guldenmunten en -biljetten bij de eigen bank om te wisselen voor euromunten en -bankbiljetten of af te storten onder bijschrijving van het (euro)bedrag op de eigen rekening. Vanaf 1 april 2002 tot 1 januari 2003 mogen de banken hiervoor kosten in rekening brengen. Nadien kunnen guldenmunten en -bankbiljetten uitsluitend bij de kantoren van De Nederlandsche Bank worden verwisseld; voor munten tot 1 januari 2007 en voor bankbiljetten tot 1 januari 2032.

Komt er na verloop van tijd een evaluatie over de introductie van de euro, inclusief een schatting van niet ingewisselde munten en bankbiljetten?

Het ligt in het voornemen om een brede evaluatie te laten uitvoeren naar de introductie van de euro in Nederland. De ideeën hierover zullen in de laatste euro-voortgangsrapportage voor de introductie van de chartale euro worden toegelicht; de Tweede Kamer zal deze rapportage naar verwachting medio december ontvangen.

Heeft de regering kennisgenomen van het artikel in het Algemeen Dagblad van 28 augustus jl. met als strekking dat veel bejaarden absoluut niet klaar zijn voor de euro. Ziet zij nog kans in samenspraak met ouderenbonden extra initiatieven te ontplooien?

Er is kennisgenomen van het artikel in het Algemeen Dagblad van 28 augustus 2001. Het gegeven dat het moeilijk is om met algemene voorlichting ouderen te bereiken, is van meet af aan onderkend. In een vroeg stadium is daarom besloten tot gerichte voorlichting aan ouderen. Organisaties die direct contact met ouderen hebben, zoals de pensioenfondsen, de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Ouderenbond PCOB, SVB, Pensioen- en Uitkeringsraad, LOC en Arcares zijn hierbij nauw betrokken. Het materiaal dat voor ouderen ontwikkeld is, wordt verspreid door mailings aan verzorgingshuizen en tafeltje-dekje-services, via de seniorenbeurs, bibliotheken en postkantoren. Tenslotte bestaat voor ouderen de mogelijkheid om een eurolezing aan te vragen. Er zijn inmiddels ruim 1000 lezingen gehouden en er staan er nog circa 1000 gepland voor de rest van 2001. Gemiddeld komen er 40 mensen per lezing. Ook de ouderenbonden in samenwerking met de Rabobank hebben een lezingenservice waarvan veel gebruik wordt gemaakt.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Kamerstukken II 21 501-07: 1995/96, nr. 157, p. 6; 1996/97, nr. 177 p. 3, nr. 184 p. 5 en nr. 191 p. 6; 1997/98, nr. 197 p. 4/5 en Aanhangsel Handelingen II 1998/99, nr. 1094.

XNoot
1

Kamerstukken II 2000/01, 25 107, nr. 51.

XNoot
2

Kamerstukken II 2000/01, 27 472, nr. 8.

XNoot
3

Kamerstukken II 2001/02, 28 018.

Naar boven