nr. 175b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
In deze nota naar aanleiding van het verslag ga ik, mede namens de Staatssecretaris
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, in op de in het verslag van de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport gemaakte opmerkingen en gestelde
vragen.
De leden van de PvdA- en de CDA-fractie stemden in met de in het wetsvoorstel
beoogde toelatingsprocedure van biociden bij de preventie en curatie van ziektes
en plagen in gewassen en ook van die in huizen en bedrijven voorkomen. In
de Nota «Zicht op gezonde teelt» die recent is ingediend en besproken
met de Tweede Kamer, wordt ingegaan op de mogelijkheden om ziekten en plagen
in gewassen te voorkomen. Veel ziekten en plagen ontstaan door mismanagement
en het is zaak door ecotechnologische vernieuwing in te zetten op teelten
waarin alleen als het niet anders kan bestrijdingsmiddelen worden ingezet.
Dat kunnen zowel chemische als biologische bestrijdingsmiddelen zijn. De nu
voorgestelde procedure voor de toelating voor biociden als bestrijdingsmiddel
zou het spectrum van keuzes voor telers moeten vergroten. De leden zijn van
mening dat het er evenwel naar uitziet dat de in het wetsvoorstel voorziene
procedure dat niet mogelijk maakt, zien enigszins een verbetering met het
amendement Feenstra/Udo en vragen om een visie op het gebruik en de benutting
van biociden in de nota Zicht op gezonde teelt.
Ik merk op dat de voorliggende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet
de weerslag vormt van de verplichting van de Nederlandse regering richtlijn
98/8/EG van de Europese Unie betreffende het op de markt brengen van biociden
te implementeren in de Nederlandse regelgeving.
De richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat gewasbeschermingsmiddelen geen
biociden (voorheen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen) zijn. Ook artikel I
van de onderhavige wetswijziging zegt met zoveel woorden dat een biocide nooit
een gewasbeschermingsmiddel kan zijn.
Biociden zullen voortaan voordat ze in Nederland op de markt mogen worden
gebracht in twee kaders worden beoordeeld. Allereerst wordt de werkzame of
actieve stof in een biocide in Europees verband beoordeeld.Vervolgens
wordt een biocide in het kader van de toelating nationaal beoordeeld. Bij
beide beoordelingen wordt getoetst aan criteria voor gezondheid van mens en
dier en het milieu. In Nederland zal het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen
net zoals nu het geval is deze beoordeling doen. Het thans in Nederland geldende
systeem van toelating komt nagenoeg overeen met het in de biociden richtlijn
opgenomen systeem voor toelating van biociden. In Nederland zijn evenals in
de andere Europese lidstaten reeds biociden in de handel. In het kader van
de richtlijn is besloten de werkzame stoffen in deze biociden binnen een periode
van 10 jaar te herbeoordelen. Tot die herbeoordeling heeft plaatsgevonden
kunnen lidstaten besluiten hun nationale regelgeving voor die betrokken biociden
te blijven toepassen.
Met betrekking tot het amendement Feenstra/Udo merk ik nog het volgende
op.
Voor Nederland heeft dit tot nu toe betekend dat de Bestrijdingsmiddelenwet
1962 en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving onverkort van toepassing
is geweest op biociden, ongeacht of deze een nieuwe werkzame stof bevatten
of een bestaande werkzame stof die nog niet in Europees verband is beoordeeld.
Dit heeft tot gevolg dat de nationale herbeoordeling van toegelaten biociden
met bestaande, nog niet in Europees verband beoordeelde werkzame stoffen niet
spoort met het Europese traject voor herbeoordeling. Het door de leden van
de Tweede Kamer Udo en Feenstra ingediende amendement strekt ertoe dit probleem
te ondervangen.
Voor het overgrote deel zullen de nationale beoordelingsprocessen in lijn
gebracht worden met het Europese beoordelingstraject. Dit amendement heeft
ook betrekking op de andere groep bestrijdingsmiddelen, te weten de gewasbeschermingsmiddelen.
De door de leden van de fracties van de PvdA en CDA genoemde nota Zicht op
gezonde teelt heeft alleen betrekking op deze groep bestrijdingsmiddelen.
Deze nota omvat de hoofdlijnen van het beleid voor een nieuw beleid voor gewasbeschermingsmiddelen
na het jaar 2000 om te komen tot een plantaardige sector die garant kan staan
voor de maatschappelijk gewenste duurzame gewasbeschermingspraktijk. De nota
heeft als doel de milieubelasting door chemische gewasbeschermingsmiddelen
terug te dringen door telers te stimuleren tot toepassing van geïntegreerde
gewasbescherming. Daarmee zal een bijdrage worden geleverd aan een meer duurzame
landbouw. Alternatieve maatregelen voor bescherming van gewassen zullen uiteraard
mede op hun milieueffect dienen te worden beoordeeld. De nota is derhalve
het beleidsplan voor het gewasbeschermingsbeleid in Nederland voor de komende
tien jaren. Ik ga er dan ook van uit dat met deze uitleg de vragen van de
leden van de fracties van CDA en PvdA, voor zover daarbij is verwezen naar
de nota Zicht op gezonde teelt zijn beantwoord.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers