nr. 89
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2001
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke referendumwet in
de Eerste Kamer op 4 juli 2001 heeft het lid Dölle de vraag gesteld of
er landen zijn die het type referendum kennen waarop de Tijdelijke referendumwet
betrekking heeft, maar die het onderwerp niet in de Grondwet hebben geregeld
(Handelingen I 2000/2001, nr. 37, blz. 1609–1610).
Naar aanleiding van deze vraag deel ik u het volgende mee. Er zijn verschillende
landen die referenda houden zonder grondwettelijke basis. De onderlinge systemen
in deze landen verschillen; sommige landen hebben alleen raadplegende referenda
gehouden (op initiatief van de overheid), soms zonder enige algemene geschreven
regeling; soms worden ook rechten aan burgers gegeven om een al dan niet bindend
referendum aan te vragen (raadgevende referenda).
Binnen Europa kunnen als voorbeelden van landen waarin referenda kunnen
worden gehouden zonder wettelijke basis, worden genoemd: België, Groot-Brittannië
en Noorwegen. België heeft een niet-bindend, door burgers aangevraagd
correctief referendum op gemeentelijk niveau, geregeld in een landelijke wet
(onderdeel van de Gemeentewet) zonder grondwettelijke basis. De Belgische
situatie is hiermee grotendeels gelijk aan de Nederlandse. In Groot-Brittannië
is er geen grondwet. Af en toe worden niettemin raadplegende referenda gehouden
bij bijzondere wet, zoals in 1973 over Noord-Ierland, in 1975 over de toetreding
tot de Europese Gemeenschap, in 1979 en 1995 over de kwestie-Wales. De grondwet
van Noorwegen voorziet in geen enkele vorm van referendum. Het parlement kan
echter beslissen tot het houden van raadplegende referenda en ook de details
van de uitvoering vastleggen. Voorbeelden zijn de referenda over de Europese
Gemeenschap (1972) en de Europese Unie (1994).
Tenslotte houden buiten Europa in ieder geval de volgende landen referenda
zonder grondwettelijke basis: Irak, Israël, Jemen, Jordanië, Mexico,
San Marino, Tadzjikistan en Tsjaad.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
XNoot
1De vorige stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 216,
216a, 216b, 216c, 216d, 216e, 216f, 216g, vergaderjaar 2000–2001.