27 506
Goedkeuring van de op 17 november 1997 te Rome tot stand gekomen wijziging van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (Trb. 2000, 31)

nr. 214b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 28 maart 2001

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Eerste Ka-mer der Staten-Generaal omtrent het voorstel van wet tot goedkeuring van de op 17 november 1997 te Rome tot stand gekomen wijziging van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (Trb. 2000, 31).

Naar aanleiding van artikel 2 van dit wetsvoorstel, waarin bepaald wordt dat wijzigingen van het Verdrag niet de goedkeuring van de Staten-Generaal vereisen indien zij van kracht worden op basis van artikel XXI, vierde lid, van het Verdrag, vraagt de Vaste Commissie op welke wijzigingen dit lid betrekking heeft.

Dienaangaande merk ik het volgende op. Artikel XXI, vierde lid, van het Verdrag heeft betrekking op wijzigingen die geen nieuwe verplichtingen voor de Verdragsluitende Partijen inhouden. Voor de totstandkoming van nieuwe verplichtingen, waaronder begrepen het uitbreiden van bestaande verplichtingen, onder het Verdrag is een afzonderlijke procedure opgenomen in artikel XXI, vijfde lid, van het Verdrag. In dat artikellid is bepaald dat wijzigingen die nieuwe verplichtingen voor de Verdragsluitende Partijen inhouden, voor elk van die partijen afzonderlijk van kracht worden nadat die wijzigingen door de desbetreffende Partij zijn aanvaard. Voor Nederland betekent dit dat goedkeuring van de Staten-Generaal vereist is voor dergelijke wijzigingen.

Welke wijzigingen bedoeld worden in artikel XXI, vierde lid, van het Verdrag, is niet in de verdragstekst gespecificeerd. Nu het niet nieuwe verplichtingen voor de Verdragsluitende Partijen kan betreffen, beperkt artikel XXI, vierde lid, zich tot wijzigingen van met name redactionele en procedurele aard.

Een en ander betekent derhalve dat voor het van kracht worden van een wijziging van het Verdrag waarin nieuwe verplichtingen zijn gegeven, vereist is dat deze wijziging aan de Staten-Generaal ter goedkeuring moet worden voorgelegd.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Naar boven