nr. 122e
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2001
Bij brief van 22 februari jl. deelde u mede dat er binnen de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op zichzelf geen overwegende bezwaren
bestaan tegen bovenbedoeld wetsvoorstel. U achtte verdere afhandeling ervan
echter nu onmogelijk omdat er een koppeling tot stand zou zijn gebracht met
de WAJONG. U doelde daarbij op het kabinetsvoornemen om in de WAJONG zelf
een hardheidsclausule op te nemen.
In dit verband merkt het kabinet het volgende op.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel herziening vrijwillige verzekering
AOW en ANW in de Tweede Kamer bleek een meerderheid zich te kunnen vinden
in een amendement van het lid Smits van de PvdA (Kamerstukken II 2000/01,
27 468, nr. 15). Dit amendement strekte er toe om bij algemene maatregel
van bestuur regels te stellen op basis waarvan het recht op uitkering ingevolge
de WAJONG bij gebleken onbillijkheden die uitsluitend voortkomen uit beperking
van de exporteerbaarheid toch in het buitenland kan worden voortgezet. Dit
amendement leidt tot wijziging van de WAJONG. Een voorstel daartoe was opgenomen
onder Artikel VI van het wetsvoorstel zoals dat aan uw Kamer op 23 november
jl. werd aangeboden (Kamerstukken I 2000/01, 27 468, nr. 122).
In de nadere memorie van antwoord gaat het kabinet – mede naar aanleiding
van vragen daarover van de leden van de CDA-fractie en van de fractie van
Groen Links – op deze hardheidsclausule nog eens nader in (Kamerstukken
I 2000/01, 27 468, nr. 122d). Het kabinet onderschrijft in dat verband
de constatering van de CDA-fractie dat een hardheidsclausule in feite alleen
voor individuele gevallen soelaas kan bieden. Op voorhand is niet precies
aan te geven in welke gevallen of groepen van gevallen de hardheidsclausule
dient te worden toegepast. Het kabinet kwam vervolgens tot de conclusie dat
een nadere uitwerking van de hardheidsclausule in een algemene maatregel van
bestuur niet goed mogelijk is. Om toch aan de wens van de Tweede Kamer tegemoet
te komen besloot het kabinet om de hardheidsclausule in de tekst van de WAJONG
zelf op te nemen. Aldus kan van het ontwerpen van een algemene maatregel van bestuur worden afgezien.
Het is de bedoeling van het kabinet om op zeer korte termijn een wetsvoorstel
ter zake aan het parlement voor te leggen. Zoals in de nadere memorie van
antwoord al was opgemerkt is het kabinet met het Lisv in overleg om zicht
te krijgen op de individuele situaties waarin toepassing van de hardheidsclausule
aan de orde zou kunnen zijn.
Om elk misverstand uit te sluiten merkt het kabinet nog op dat het geenszins
de bedoeling is om het voorliggende wetsvoorstel, in verband met de plannen
tot het opnemen van een hardheidsclausule in de WAJONG, in te trekken. In
tegendeel, het kabinet hoopt juist, met name waar het gaat om de voorstellen
die moeten leiden tot herziening van de vrijwillige verzekering AOW en ANW,
dat het wetsvoorstel op zo kort mogelijke termijn door u wordt behandeld.
Daarvoor is een dringende reden aan te voeren.
Met ingang van 1 januari 2000 zijn postactieven die in het buitenland
wonen en een Nederlandse, langlopende, wettelijke uitkering ontvangen, niet
langer verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen. AOW-gerechtigden zijn
daardoor onder meer niet langer verzekerd voor de ANW. De bestaande vrijwillige
verzekering AOW en ANW biedt voor deze mensen geen soelaas, omdat men zich
uitsluitend in combinatie – dus voor zowel AOW als ANW – vrijwillig
kan verzekeren. Om te voorkomen dat in geval van overlijden van een dergelijke
AOW-gerechtigde de langstlevende partner, jonger dan 65 jaar, als gevolg van
deze verandering geen recht zou kunnen doen gelden op een ANW-uitkering, is
destijds bij wet voor uitsluitend deze groep van personen geregeld dat zij
een vrijwillige verzekering uitsluitend voor de ANW konden afsluiten. Per
1 januari 2001 verviel deze wettelijke bepaling omdat er destijds van werd
uitgegaan dat op die datum het voorliggende wetsvoorstel herziening vrijwillige
verzekering AOW en ANW in werking zou treden.
Toen laatstbedoelde datum niet haalbaar bleek, heb ik de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) verzocht ten aanzien van de hiervoor bedoelde groep van personen «te
handelen als ware het wetsvoorstel op 1 januari 2001 in werking getreden».
Ik kan deze situatie niet langer dan enkele maanden laten voortduren.
Een bijkomend probleem in dit verband is dat de SVB thans niet in staat
is om de vrijwillig verzekerden een premienota te zenden, hetgeen normaal
gesproken begin februari van het kalenderjaar geschiedt. Reden daarvoor is
dat de algemene maatregel van bestuur op grond waarvan de premie moet worden
vastgesteld pas in werking kan treden op het moment dat het wetsvoorstel in
werking treedt.
Op grond van de hiervoor aangevoerde argumenten dringt het kabinet er
bij u op aan de afhandeling van het wetsvoorstel herziening vrijwillige verzekering
AOW en ANW op korte termijn te hervatten. Zoals hiervoor is toegezegd, zal
het kabinet op de kortst mogelijke termijn een voorstel tot wijziging van
de Wajong bij het parlement indienen waarin de door de Tweede Kamer voorgestelde
hardheidsclausule is opgenomen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst