nr. 199a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 20 februari 2001
Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en
het stellen van de volgende vragen.
Deze leden hadden kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij
wezen erop tegen de betreffende wetten te hebben gestemd en om die reden ook
moeite te hebben met de voorliggende aanpassingen.
Met betrekking tot deze aanpassingen had het bij de leden hier aan het
woord verwondering gewekt dat het aantal wetten dat wijziging behoeft, relatief
gering is. Zij hadden kennis genomen van de werkwijze met betrekking tot opsporing
van wetgeving die aanpassing behoeft. Echter, bij de recente behandeling van
de Gerechtsdeurwaarderswet (22 775) hadden de leden van de CDA-fractie
geconstateerd dat daarbij nog geen aanpassing had plaatsgevonden met betrekking
tot het geregistreerd partnerschap. Gelet op het feit dat bij de Gerechtsdeurwaarderswet
lange tijd sprake is geweest van een wetsontwerp zonder dat tezelfdertijd
van wetgeving in formele zin met betrekking tot de positie van gerechtsdeurwaarders
sprake was, vroegen deze leden of naast reeds vigerende wetgeving tevens wetsvoorstellen
worden onderworpen aan de noodzaak van aanpassing.
Zo neen, acht de staatssecretaris dit niet wenselijk en is zij bereid
dienaangaande maatregelen te treffen?
Bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel in de Tweede Kamer
bleek dat overleg heeft plaatsgevonden met de VNG en de Nederlandse vereniging
van burgerzaken, de NVVB, over de wijze waarop gemeenten waarborgen kunnen
scheppen ter bescherming van de privacy. De leden van de CDA-fractie was niet
voldoende duidelijk gebleken of de toezegging van toenmalige staatssecretaris
van Justitie bij de behandeling van de Wet openstelling huwelijk om hun analyse
van de Algemene wet gelijke behandeling ten aanzien van gewetensbezwaarde
ambtenaren onder de aandacht te brengen van de NVVB is nagekomen (Handelingen
I, Vergaderjaar 2000–2001, nr. 15, blz. 658). Bij de behandeling van
de Wet openstelling huwelijk heeft de toenmalige staatssecretaris
gesteld deze analyse te onderschrijven. Hij heeft destijds niet ontkend dat
er signalen waren van gemeentes die contrair zijn aan hetgeen de Algemene
wet gelijke behandeling bepaalt. Evenmin heeft hij op dat punt een voorbehoud
gemaakt bij zijn toezegging. De leden van de CDA-fractie zeiden zeer te hechten
aan nakoming van de toezegging. Kan deze staatssecretaris verduidelijken of
reeds contact met de NVVB heeft plaatsgevonden? Zo neen, wanneer is dit overleg –
gelet op de gewenste inwerkingtreding van de wet openstelling huwelijk op
1 april 2001 – voorzien?
De leden hier aan het woord vroegen de staatssecretaris ook in overleg
te treden met de VNG. Hen was gebleken dat de VNG bij brief van 6 novem- ber
2000 aan de leden met betrekking tot gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke
stand weliswaar eindigt met de wenselijkheid van het vinden van praktische
oplossingen, maar dat als algemeen uitgangspunt het volgende wordt gesteld:
«Overeenkomstig ons advies inzake de registratie van een relatie van
twee personen van gelijk geslacht (nummer BJZ/1999005675, Lbr. 99/177), wijzen
wij u erop dat in dergelijke situaties niet een beroep kan worden gedaan op
een gemeentelijke regelgeving van welke aard dan ook. Het aangaan van een
huwelijk door twee personen van gelijk geslacht zal bij wet geregeld zijn
en het maken van uitzonderingen hierop, in de zin dat een gewetensbezwaarde
(buitengewone) ambtenaar van de burgerlijke stand wordt vrijgesteld van de
voormelde taken, is niet toegestaan. Een gemeentelijke verordening, reglement
of regeling waarin de mogelijkheid tot uitzondering is vervat, is dan ook
nietig». In de in de brief opgenomen samenvatting is hieraan nog toegevoegd:
«want in strijd met de (Grond)wet». Zoals de leden van de CDA-fractie
reeds eerder hadden uiteengezet (Handelingen I, vergaderjaar 2000–2001,
nr. 14, blz. 600) is juridisch juist sprake van een omgekeerde situatie: de
Algemene wet gelijke behandeling, bedoeld als uitwerking van artikel 1 van
de Grondwet, noopt tot het geven van optimale ruimte voor ambtenaren die op
grond van hun godsdienstige overtuiging geen homohuwelijk willen sluiten.
Is de staatssecretaris bereid de VNG te bewegen een en ander naar de leden
van de VNG toe te rectificeren? Is de staatssecretaris bereid, indien dit
niet het gewenste resultaat mocht hebben, anderszins maatregelen te nemen
opdat gemeentes correct inzake hun juridische verplichtingen als werkgever
worden ingelicht?
Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Timmerman-Buck
De griffier,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole
(PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter),
Dölle(CDA), Kohnstamm (D66), Kneppers-Heijnert
(VVD), Timmerman-Buck (CDA) (voorzitter), De Wolff
(GL), V.d. Beeten (CDA).