27 256
Aanpassing van wetgeving in verband met de openstelling van het huwelijk en de invoering van adoptie door personen van hetzelfde geslacht

nr. 199a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 20 februari 2001

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Deze leden hadden kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij wezen erop tegen de betreffende wetten te hebben gestemd en om die reden ook moeite te hebben met de voorliggende aanpassingen.

Met betrekking tot deze aanpassingen had het bij de leden hier aan het woord verwondering gewekt dat het aantal wetten dat wijziging behoeft, relatief gering is. Zij hadden kennis genomen van de werkwijze met betrekking tot opsporing van wetgeving die aanpassing behoeft. Echter, bij de recente behandeling van de Gerechtsdeurwaarderswet (22 775) hadden de leden van de CDA-fractie geconstateerd dat daarbij nog geen aanpassing had plaatsgevonden met betrekking tot het geregistreerd partnerschap. Gelet op het feit dat bij de Gerechtsdeurwaarderswet lange tijd sprake is geweest van een wetsontwerp zonder dat tezelfdertijd van wetgeving in formele zin met betrekking tot de positie van gerechtsdeurwaarders sprake was, vroegen deze leden of naast reeds vigerende wetgeving tevens wetsvoorstellen worden onderworpen aan de noodzaak van aanpassing.

Zo neen, acht de staatssecretaris dit niet wenselijk en is zij bereid dienaangaande maatregelen te treffen?

Bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel in de Tweede Kamer bleek dat overleg heeft plaatsgevonden met de VNG en de Nederlandse vereniging van burgerzaken, de NVVB, over de wijze waarop gemeenten waarborgen kunnen scheppen ter bescherming van de privacy. De leden van de CDA-fractie was niet voldoende duidelijk gebleken of de toezegging van toenmalige staatssecretaris van Justitie bij de behandeling van de Wet openstelling huwelijk om hun analyse van de Algemene wet gelijke behandeling ten aanzien van gewetensbezwaarde ambtenaren onder de aandacht te brengen van de NVVB is nagekomen (Handelingen I, Vergaderjaar 2000–2001, nr. 15, blz. 658). Bij de behandeling van de Wet openstelling huwelijk heeft de toenmalige staatssecretaris gesteld deze analyse te onderschrijven. Hij heeft destijds niet ontkend dat er signalen waren van gemeentes die contrair zijn aan hetgeen de Algemene wet gelijke behandeling bepaalt. Evenmin heeft hij op dat punt een voorbehoud gemaakt bij zijn toezegging. De leden van de CDA-fractie zeiden zeer te hechten aan nakoming van de toezegging. Kan deze staatssecretaris verduidelijken of reeds contact met de NVVB heeft plaatsgevonden? Zo neen, wanneer is dit overleg – gelet op de gewenste inwerkingtreding van de wet openstelling huwelijk op 1 april 2001 – voorzien?

De leden hier aan het woord vroegen de staatssecretaris ook in overleg te treden met de VNG. Hen was gebleken dat de VNG bij brief van 6 novem- ber 2000 aan de leden met betrekking tot gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand weliswaar eindigt met de wenselijkheid van het vinden van praktische oplossingen, maar dat als algemeen uitgangspunt het volgende wordt gesteld: «Overeenkomstig ons advies inzake de registratie van een relatie van twee personen van gelijk geslacht (nummer BJZ/1999005675, Lbr. 99/177), wijzen wij u erop dat in dergelijke situaties niet een beroep kan worden gedaan op een gemeentelijke regelgeving van welke aard dan ook. Het aangaan van een huwelijk door twee personen van gelijk geslacht zal bij wet geregeld zijn en het maken van uitzonderingen hierop, in de zin dat een gewetensbezwaarde (buitengewone) ambtenaar van de burgerlijke stand wordt vrijgesteld van de voormelde taken, is niet toegestaan. Een gemeentelijke verordening, reglement of regeling waarin de mogelijkheid tot uitzondering is vervat, is dan ook nietig». In de in de brief opgenomen samenvatting is hieraan nog toegevoegd: «want in strijd met de (Grond)wet». Zoals de leden van de CDA-fractie reeds eerder hadden uiteengezet (Handelingen I, vergaderjaar 2000–2001, nr. 14, blz. 600) is juridisch juist sprake van een omgekeerde situatie: de Algemene wet gelijke behandeling, bedoeld als uitwerking van artikel 1 van de Grondwet, noopt tot het geven van optimale ruimte voor ambtenaren die op grond van hun godsdienstige overtuiging geen homohuwelijk willen sluiten. Is de staatssecretaris bereid de VNG te bewegen een en ander naar de leden van de VNG toe te rectificeren? Is de staatssecretaris bereid, indien dit niet het gewenste resultaat mocht hebben, anderszins maatregelen te nemen opdat gemeentes correct inzake hun juridische verplichtingen als werkgever worden ingelicht?

Vertrouwende, dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Timmerman-Buck

De griffier,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Ruers (SP), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Dölle(CDA), Kohnstamm (D66), Kneppers-Heijnert (VVD), Timmerman-Buck (CDA) (voorzitter), De Wolff (GL), V.d. Beeten (CDA).

Naar boven