27 254
Wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen

nr. 269b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 10 september 2001

1. Inleiding

Ik dank de leden van de verschillende fracties voor het voorlopig verslag dat zij op 22 juni 2001 hebben vastgesteld. De leden van de CDA-fractie en de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, de leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie hadden met belangstelling, maar niet met onverdeelde instemming kennisgenomen en de leden van de fracties van GroenLinks en de OSF spraken geen waarde-oordeel uit over het wetsvoorstel. Gaarne ga ik hieronder in op de gestelde vragen, waarbij deze zijn gerubriceerd naar onderwerp.

2. Oriëntatie van Vianen

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen of het waar is dat de wens van het gemeentebestuur van Vianen gebaseerd is op het bindingenonderzoek, uitgevoerd in 1989 door Advies Associatie Amsterdam en vroegen of er andere onderzoeken zijn naar de oriëntatie van de inwoners van de gemeente Vianen. Voorts vroegen zij of er bestuurlijke problemen waren tussen het gemeentebestuur van Vianen en het provinciebestuur van Zuid-Holland. De leden van de fracties van GroenLinks, de SGP, de ChristenUnie en de OSF vroegen of een argument voor de raad om te komen tot het besluit tot overgang naar de provincie Utrecht is geweest dat de gemeente Vianen na beëindiging van het BRU in een bestuurlijk vacuüm zou komen te verkeren.

In antwoord op de vraag of er bestuurlijke problemen waren tussen het provinciebestuur van Zuid-Holland en het gemeentebestuur van Vianen merk ik op dat het provinciebestuur van Zuid-Holland – zoals bekend mag worden verondersteld – van mening verschilt met het gemeentebestuur van Vianen over de wenselijkheid van een wijziging van de provinciale indeling van Vianen. Overigens zijn voor zover mogelijk de bestuurlijke knelpunten welke voortvloeien uit de huidige provinciale indeling in goed overleg tussen de gemeente Vianen en de provincie Zuid-Holland opgelost. De onderlinge relatie tussen beide besturen is derhalve goed.

De wens van het gemeentebestuur van Vianen tot indeling bij de provincie Utrecht dateert al van vóór de gemeentelijke herindeling in het gebied Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, die op 1 januari 1986 is ingegaan. Het gemeentebestuur heeft toen in een schriftelijke reactie op het wetsvoorstel aan de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer verzocht de gemeente Vianen door middel van een amendement in te delen bij de provincie Utrecht vanwege de oriëntatie op het Utrechtse. Dit verzoek is destijds ook schriftelijk ondersteund door de gemeenteraden van de voormalige gemeenten Everdingen en Hagestein, die bij die herindeling met de gemeente Vianen zijn samengevoegd. De opdracht van het gemeentebestuur van Vianen aan de Advies Associatie Amsterdam (begin 1989) tot het doen van een onderzoek naar relationele, structurele en bestuurlijke bindingen van de gemeente Vianen met haar omgeving had als doel om inhoudelijk vast te stellen, of Vianen ook daadwerkelijk in belangrijke mate maatschappelijk georiënteerd is op de Utrechtse regio. Het bindingenonderzoek heeft dit aangetoond. Er zijn geen andere onderzoeken bekend naar de oriëntatie van de inwoners van de gemeente Vianen. Er is naar mijn mening geen reden om te twijfelen aan deze oriëntatie. Zo wordt de oriëntatie van Vianen op Utrecht ook door het provinciebestuur van Zuid-Holland erkend. De bestuurlijke oriëntatie van de gemeente Vianen was ook voor de instelling van het BRU reeds gericht op vrijwillige samenwerking met Utrechtse gemeenten in de toenmalige gemeenschappelijke regeling Regionaal Beraad Utrecht, waarvoor het provinciebestuur van Zuid-Holland destijds toestemming heeft gegeven. Het is niet te verwachten dat de maatschappelijke, en dus ook de bestuurlijke oriëntatie van Vianen anders zou komen te liggen bij een eventuele beëindiging van het BRU. De maatschappelijke en economische bindingen van Vianen met de provincie Utrecht leiden ertoe dat samenwerking met Utrechtse gemeenten meer voor de hand ligt dan samenwerking met Zuid-Hollandse gemeenten. Bij de start en het verdere verloop van het proces om te komen tot indeling van de gemeente Vianen bij de provincie Utrecht heeft de toekomst van de regionale samenwerking dan ook geen rol gespeeld.

3. Draagvlak voor het voorstel

De leden van de PvdA-fractie wilden graag mijn mening vernemen over het probleem van het verwerven van draagvlak voor gemeentelijke en provinciale herindelingen en over de wijze waarop de betrokken overheden daarbij hun wettelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid gestalte dienen te geven. De leden van de fractie van GroenLinks vroegen of de inwoners van de gemeente Vianen geraadpleegd zijn over het voornemen van het gemeentebestuur om indeling bij de provincie Utrecht na te streven en, zo ja, wanneer en waar. Zij vroegen of het gemeentebestuur beter naar de eigen bevolking zou moeten luisteren dan in het onderhavige geval gebeurd is. De leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie stelden de vraag wanneer door de raad van de gemeente Vianen ten principale is besloten om tot herindeling van de gemeente bij de provincie Utrecht te komen en wanneer de bevolking via een informatieavond op de hoogte is gesteld. Deze leden en het lid van de OSF-fractie vroegen in hoeverre en wanneer de bevolking voorafgaand aan de besluitvorming de gelegenheid is geboden tot inspraak. De leden van fracties van de SGP en de ChristenUnie vroegen voorts of niet voor wenselijk moet worden gehouden dat eerst definitief over het wetsvoorstel wordt beslist na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002. Het lid van de OSF-fractie vroeg wat er bekend is over het draagvlak bij de lokale bevolking en in hoeverre dit draagvlak een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het wetsvoorstel.

In de raadsvergadering van mei 1997 verzocht de raad het college van burgemeester en wethouders in overgrote meerderheid alle noodzakelijke stappen te zetten om te komen tot een indeling van de gemeente Vianen bij de provincie Utrecht. Bij de laatste raadsverkiezingen waren de standpunten omtrent de wijziging van de provinciale indeling van Vianen van de diverse raadsfracties derhalve reeds bekend. Aan dit besluit in 1997 is geen inspraakprocedure voorafgegaan. Ingevolge de Wet arhi is niet het gemeentebestuur, maar zijn de betrokken provinciebesturen belast met het voeren van de procedure om te komen tot een wijziging van de provinciale indeling. In dit licht kan ik mij voorstellen dat het gemeentebestuur voorafgaand aan het verzoek aan het provinciebestuur om een arhi-procedure te starten geen inspraakprocedure heeft gehouden, aangezien de arhi-procedure reeds voorziet in een inspraakprocedure met betrekking tot het herindelingsplan. Het herindelingsplan met betrekking tot de wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen is op 13 oktober 1998 vastgesteld door gedeputeerde staten van Utrecht. Het plan heeft voor inspraak ter inzage gelegen van 9 november 1998 tot en met 9 februari 1999 (in verband met de feestdagen een maand langer dan vereist). Gedurende die termijn is een ieder de gelegenheid geboden om schriftelijk een oordeel over het herindelingsplan kenbaar te maken. In aanvulling op de formele procedure hebben de gemeente Vianen en de provincie Utrecht tijdens deze inspraakperiode een informatie-avond gehouden op 20 januari 1999 in het gemeentehuis van Vianen. Van deze avond is ook een verslag gemaakt, dat als bijlage bij de ontwerpregeling is gevoegd. Ruim 100 belangstellenden zijn bij deze avond aanwezig geweest. Van de inwoners van Vianen zijn blijkens de ontwerpregeling 505 gelijkluidende reacties ontvangen, een brief met een lijst met 500 handtekeningen en 4 individuele reacties, alle gericht tegen de wijziging van de provinciale indeling.

Een ruime meerderheid van de raad van Vianen heeft vervolgens op 28 januari 1999 aangegeven te kunnen instemmen met het herindelingsplan tot wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen van gedeputeerde staten van Utrecht. De raadsfracties van SGP en RPF hebben tegen gestemd.

Met betrekking tot de vraag hoe betrokken mede-overheden hun verant-woordelijkheid gestalte dienen te geven teneinde meer draagvlak te verwerven voor herindelingen merk ik op dat gemeentebesturen daarin vrij zijn en dus een eigen verantwoordelijkheid hebben. Het komt voor dat gemeentebesturen naast de formele inspraakprocedure in sommige gevallen ervoor kiezen om het draagvlak voor herindelingen te meten, bijvoorbeeld door middel van het laten houden van gemeentelijke referenda. Ook dit is een verantwoordelijkheid van het betrokken gemeentebestuur zelf om hiertoe al dan niet over te gaan. De overgrote meerderheid in de raad van de gemeente Vianen voor de overgang naar de provincie Utrecht geeft aan dat bij het gemeentebestuur van Vianen meer dan voldoende draagvlak aanwezig is. Uit de uitslag voor de raadsverkiezingen zal naar mijn mening het draagvlak voor de overgang naar de provincie Utrecht overigens niet kunnen blijken. Ook indien dit draagvlak wel zou kunnen blijken uit de verkiezingsuitslag, zie ik overigens geen reden om de beslissing over het wetsvoorstel uit te stellen.

4. Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie vroegen of er, afgezien van een verkleining van het grondgebied en van de belastingopbrengst, andere nadelige (financiële) consequenties voor Zuid-Holland optreden. Deze leden en de leden van de fracties van GroenLinks, de SGP en de ChristenUnie wilden weten of er aanleiding is voor compensatie van schade en, zo ja, hoe daarin is voorzien. Deze leden wezen op de regeling welke is getroffen bij de overgang van Woerden van Zuid-Holland naar Utrecht. De leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie vroegen of de totstandkoming van een compensatieregeling niet wordt bemoeilijkt zodra de Staten-Generaal met het wetsvoorstel hebben ingestemd en vroegen welke garantie de regering kan bieden dat deze regeling ook tot stand zal worden gebracht.

De overgang van de gemeente Vianen van de provincie Zuid-Holland naar de provincie Utrecht gaat voor de provincie Zuid-Holland gepaard met een daling in de opbrengst van provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting met 0,57% en een verlaging van de uitkering uit het Provinciefonds van ongeveer 0,6%. Tegenover deze vermindering van inkomsten voor de provincie Zuid-Holland staat naar verwachting tevens een vermindering van uitgaven van deze provincie door de overgang van provinciale taken met betrekking tot de gemeente Vianen naar het provinciebestuur van Utrecht. Ik zie derhalve geen aanleiding voor een compensatieregeling.

Wel zal een verrekening moeten plaatsvinden tussen de provincies Utrecht en Noord-Holland in verband met de overgang van rechten en verplichtingen ten gevolge van de wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen. Ingevolge de Wet arhi gaan de rechten en verplichtingen van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot de gemeente Vianen over op de provincie Utrecht. Bij de overgang van de gemeente Woerden naar Utrecht was reeds voorzien in een verrekening, omdat de betreffende wijziging van de provinciale indeling in tegenstelling tot de wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen met overeenstemming tussen de provinciebesturen van Zuid-Holland en Utrecht tot stand was gekomen. In de ontwerpregeling heeft het provinciebestuur van Utrecht aangegeven hierover in overleg te zullen treden met de provincie Zuid-Holland. Tevens zullen mogelijke personele gevolgen daarbij onderwerp van overleg zijn.

Een vergelijkbaar overleg is gestart tussen de provinciebesturen van Utrecht en Noord-Holland na de inwerkingtreding van de wet tot samenvoeging van de gemeenten 's-Graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht (Stb. 2001, 328), waarbij de gemeente Loosdrecht overgaat van Utrecht naar Noord-Holland. Ik heb er alle vertrouwen in dat gedeputeerde staten van Zuid-Holland en Utrecht – mede gelet op de goede verhoudingen tussen deze provinciebesturen – overeenstemming zullen bereiken over de benodigde compensatie. Naar mijn mening is er geen reden om te wachten met de afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel.

5. Ruimtelijke aspecten

De leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie vroegen de regering om een reactie op de mededeling dat op een vergadering van een commissie van de gemeenteraad op 29 mei jl. vanuit het BRU een technisch scenario op ambtelijk niveau is ontvouwd dat voorziet in een bouwopdracht voor Vianen van 5 000 tot 10 000 woningen en een uitbreiding van het industrieterrein met circa 200 ha.

De vergadering waarop in de vraagstelling gedoeld wordt, betreft volgens informatie van de gemeente Vianen een openbare vergadering van de commissie Ruimtelijke Ordening, een vaste commissie van advies en bijstand aan het college van burgemeester en wethouders. Het gemeentebestuur van Vianen heeft mij het concept-verslag van de bedoelde commissievergadering en de onderliggende stukken toegezonden.

Uit de notulen blijkt dat in deze vergadering een vertegenwoordiger van het Bestuur Regio Utrecht een toelichting op het concept van de zogeheten «Utrechtse verkenning» heeft gegeven, waarin vertegenwoordigers van de stad Utrecht, de provincie Utrecht en het BRU een advies geven voor de invulling van deel 3 van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. In dit advies worden verschillende zoekrichtingen voor woningbouw binnen de regio Utrecht geschetst. De gemeente Vianen valt echter buiten deze zoekrichtingen. In de slotconclusie van de Utrechtse verkenning worden het rivierenlandschap en grote delen van het Groene Hart juist uitgesloten van verdere verstedelijking. In de Utrechtse verkenning blijkt dan ook geen sprake te zijn van een bouwopdracht voor Vianen van 5 000 tot 10 000 woningen. Ook voor wat de ontwikkeling van bedrijfsterreinen betreft blijkt niet dat er in de Utrechtse verkenning een uitbreiding van het bedrijventerrein van Vianen zou zijn gepland met circa 200 hectare. Wel is volgens informatie van de gemeente Vianen bij de totstandkoming van de Utrechtse verkenning op ambtelijk niveau door het BRU ook een technisch scenario ontwikkeld, waarin bij Vianen een aantal van 5 000 tot 10 000 woningen is genoemd. Dit scenario is niet vertaald in de uiteindelijke zoekrichtingen voor woningbouw in de Utrechtse verkenning. Dit blijkt uit de bestuurlijke reactie van de provincie en gemeente Utrecht en de samenwerkende gemeenten in het BRU aan mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu d.d. 17 juli 2001.

Wellicht ten overvloede merk ik op dat ruimtelijke besluitvorming van het BRU, de provincie en de gemeente Vianen in overeenstemming zal moeten zijn met het restrictieve rijksbeleid met betrekking tot het Groene Hart, voor welk beleid het geen verschil uitmaakt in welke provincie de gemeente Vianen is gelegen. De minister van VROM ziet toe op de naleving daarvan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven