27 254
Wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen

nr. 269a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 26 juni 2001

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende vragen en het maken van de volgende opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Hoewel zij met spijt begrepen dat de bevolking weinig voor de provinciale herindeling voelt, meenden zij dat er zwaarwegende argumenten zijn aangedragen, m.n. betreffende de bestuurlijke knelpunten.

Zij hadden ook begrepen dat de provincie Zuid-Holland waartoe Vianen thans behoort, tegen de herindeling is. In dat verband wilden zij weten welke de consequenties voor de provincie Zuid-Holland zijn. Zijn er, afgezien van een verkleining van het grondgebied en van de uitkeringen uit het Provinciefonds en van de belastingopbrengst, andere nadelige (financiële) consequenties voor Zuid-Holland? Is er m.a.w. aanleiding voor een compensatie voor schade en zo ja, hoe is daarin voorzien? Deze leden wezen op de regeling welke is getroffen bij de overgang van Woerden van Zuid-Holland naar Utrecht.

De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij vonden het van belang dat deze provinciale herindeling tot stand komt op verzoek van de gemeente Vianen. De daarvoor aangevoerde argumenten betreffen vooral de maatschappelijke oriëntatie op Utrecht (onder andere werk, verkeer en zorgvoorzieningen) en het versterken en vereenvoudigen van het bestuur op belangrijke terreinen zoals politie, brandweer en milieuhandhaving. De bezwaren van Zuid-Holland tegen de wijziging van de provinciegrens zijn vooral gericht op goed beheer van het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart; onduidelijk is echter waarom dit beheer in de handen van de provincie Utrecht minder zorgvuldig zou plaatsvinden. In de gedachtewisseling met de Tweede Kamer heeft de regering, naar de indruk van de aan het woord zijnde leden, op overtuigende wijze duidelijk gemaakt dat er voldoende redenen zijn voor deze provinciale herindeling.

Zoals wel vaker het geval is, is er echter een forse kloof tussen de bestuurlijke en de maatschappelijke perceptie. Een open brief van het Platform Vianen ZH! aan de leden van de Eerste Kamer maakt pijnlijk duidelijk dat er door de gemeente Vianen niet goed is gecommuniceerd met de bevolking en dat er onvoldoende serieuze en diepgaande inspanningen zijn verricht om de bevolking tijdig te informeren over de beoogde veranderingen en met betrokkenen te praten over de mogelijke nadelen hieraan. Weliswaar zijn de wettelijke voorschriften omtrent inspraak op het oog gevolgd, maar dan toch op een uiterst minimalistische wijze. Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen hebben de deelnemende politieke partijen geen standpunt over deze kwestie ingenomen, zodat niet gezegd kan worden dat zij op dit punt een mandaat hebben ontvangen van de bevolking van Vianen. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie had tijdige voorlichting en gerichte communicatie veel rationele en emotionele bezwaren tegen de herindeling in een vroeg stadium aan het licht kunnen brengen en mogelijk kunnen ondervangen. Deze leden wilden graag vernemen hoe de minister denkt over het probleem van het verwerven van draagvlak voor gemeentelijke en provinciale herindelingen en over de wijze waarop de betrokken overheden daarbij hun wettelijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid gestalte dienen te geven. Deze vraag achtten de leden van de PvdA-fractie niet alleen van belang voor de herindeling van Vianen, maar ook voor herindelingen in het algemeen en voor de voorstellen van de regering inzake het versterken van de democratie in gemeenten en provincies (als vervolg op de adviezen van de Commissie-Elzinga).

De leden van de fractie van GroenLinks wilden graag duidelijk gemaakt zien waarom de gemeente Vianen zou moeten overgaan van de provincie Zuid-Holland naar de provincie Utrecht. Ook al omdat de betrokken provincies over dit voorstel van mening verschillen.

Volgens de minister is de grond voor dit wetsvoorstel de maatschappelijke en bestuurlijke binding van de gemeente Vianen met de provincie Utrecht. Deze leden hadden de volgende vragen.

Is het waar dat de wens van het gemeentebestuur van Vianen voor indeling bij de provincie Utrecht is gebaseerd op het bindingenonderzoek, uitgevoerd in 1989 door Advies Associatie Amsterdam?

Zijn er andere onderzoeken over de oriëntatie van de inwoners van de gemeente Vianen? Is er bijv. een vergelijkend onderzoek ingesteld naar de maatschappelijke binding van de inwoners van de gemeente Vianen, zowel met de provincie Zuid-Holland als de provincie Utrecht?

Waren er bestuurlijke problemen tussen het gemeentebestuur van Vianen en het provinciebestuur van Zuid-Holland?

Waren er signalen dat de gemeente Vianen in een bestuurlijk vacuüm zou komen na beëindiging van het BRU in 2003?

Zijn de inwoners van de gemeente Vianen door het gemeentebestuur geïnformeerd/geraadpleegd over het voornemen van het gemeentebestuur (voorafgaand aan het raadsbesluit) om indeling van de gemeente bij de provincie Utrecht na te streven? Zo ja, wanneer en waar?

De minister lijkt (volgens de Handelingen van de Tweede Kamer) het alternatieve referendum dat door het Platform Vianen ZH is gehouden te bagatelliseren. In sommige delen van de gemeente hebben meer mensen hun stem uitgebracht bij het referendum dan bij de laatst gemeenteraadsverkiezingen. Van het aantal uitgebracht stemmen was 99% voor het blijven in de provincie Zuid-Holland. Het besluit van de gemeenteraad wordt kennelijk niet gedragen door de bevolking. In politieke kringen wordt zeer zorgelijk gedaan over de grote kloof tussen politiek en burger. Het houden van een referendum is een instrument om de bevolking meer bij de politieke besluitvorming te betrekken. De gemeente Vianen had geen referendumverordening. Een groepering uit de bevolking heeft daarom zelf een referendum gehouden. Het naast zich neer leggen van de uitslag van dit referendum door het gemeentebestuur vervreemdt de bevolking nog verder van de politiek en vergroot dus de kloof tussen politiek en burger. Is de minister het met de fractie van GroenLinks eens, dat een gemeentebestuur beter naar de eigen bevolking zou moeten luisteren dan in dit onderhavige geval kennelijk is gebeurd?

Zijn er financiële consequenties van deze provinciegrenswijziging voor de betrokken provincies?

De leden van de fractie van GroenLinks dachten in dit verband aan de financiële regeling bij de overgang van de gemeenten Woerden van Zuid-Holland naar de provincie Utrecht in de jaren tachtig.

De leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie hadden met belangstelling, maar niet met onverdeelde instemming kennis genomen van het voorstel om de gemeente Vianen, thans behorend tot de provincie Zuid-Holland, over te doen gaan naar de provincie Utrecht. Het wetsvoorstel had hen aanleiding gegeven tot het stellen van enige vragen.

Deze leden stelden de vraag wanneer door de raad van de gemeente Vianen ten principale is besloten om tot herindeling van de gemeente bij de provincie Utrecht te komen en wanneer is de bevolking via een informatieavond op de hoogte gebracht en wanneer is de bevolking gelegenheid geboden tot inspraak op het voornemen tot het besluit. Is, zo vragen zij vervolgens, de informatie juist dat een argument voor de raad om tot het besluit te komen is geweest de stelling dat na beëindiging van het BRU in 2003 de gemeente in een bestuurlijk vacuüm zou komen te verkeren.

Deze leden merkten op dat bij de overgang van de gemeente Woerden van Zuid-Holland naar de provincie Utrecht (wetsvoorstel 20 318) een financiële regeling tussen beide provincies is tot stand gekomen. Bij de overgang van Vianen ontbreekt overeenstemming tussen beide provincies. Zij vroegen of thans een vergelijkbare regeling niet nodig is. Zo ja, wordt de totstandkoming van zulk een regeling niet bemoeilijkt zodra de Staten-Generaal met het wetsvoorstel hebben ingestemd? Indien een adequate regeling gewenst is, welke garantie kan de regering dan bieden dat deze ook tot stand zal worden gebracht?

De leden van genoemde fracties merkten op dat tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer (Handelingen  12 april 2001, 68–4548) de regering bij monde van de minister van Binnenlandse Zaken het standpunt heeft ingenomen, dat vanwege het feit dat Vianen deel uitmaakt van het Groene Hart, grootschalig bouwen in de gemeente niet aan de orde is of zal zijn. Deze leden vroegen de regering om een reactie op de mededeling dat op een vergadering van een commissie van de gemeenteraad op 29 mei jl. vanuit het BRU een technisch scenario op ambtelijk niveau is ontvouwd dat voorziet in een bouwopdracht voor Vianen van 5000 tot 10 000 woningen en een uitbreiding van het industrieterrein van circa 200 ha.

Tenslotte stelden de leden van genoemde fracties de vraag of het, met het oog op het feit dat geen officiële raadpleging van de bevolking heeft plaatsgevonden, niet voor wenselijk moet worden gehouden dat eerst definitief over het wetsvoorstel wordt beslist na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002. Zij herinnerden hierbij aan het feit dat voormalige Zuid-Hollandse gemeente Oudewater, die in 1970 is overgegaan naar de provincie Utrecht, nadien vruchteloze pogingen heeft gedaan om deze provinciale herindeling ongedaan te maken.

Het lid van de OSF-fractie vroeg wat er bekend is over het draagvlak bij de lokale bevolking met betrekking tot voorliggende herindeling? In hoeverre heeft dit draagvlak een rol gespeeld bij de totstandkoming van het wetsvoorstel.

In hoeverre zijn er in de gemeente Vianen (kwalitatief en kwantitatief) voorafgaand aan de besluitvorming over de herindeling inspraakbijeenkomsten gehouden op basis waarvan objectief gezien gesteld mag worden dat de burger voldoende is geraadpleegd over de herindelingsplannen?

Wat is het oordeel van de minister over de besluitvorming in de gemeenteraad van Vianen? Is er «druk» op de besluitvorming gezet met het argument dat er na het beëindigen van de BRU in 2003 een bestuurlijk vacuüm voor Vianen zou ontstaan? Zo ja, betreft het hier dan wel – achteraf bezien – een raadsbesluit op basis van deugdelijke informatie en argumentatie?

De voorzitter van de commissie,

Witteveen

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Bierman (OSF), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD)(plv.voorzitter), Ruers (SP), Terlouw (D66), Pastoor (CDA), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Platvoet (GL) en Witteveen (PvdA) (voorzitter).

Naar boven