27 246
Wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen

nr. 78a
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2000

Op 31 oktober jl. is het voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen (nr. 27 246) door de Tweede Kamer aanvaard. Het voorbereidend onderzoek door de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge colleges van Staat vindt plaats op 28 november aanstaande.

Het voornoemde voorstel van wet geeft gemeenten de mogelijkheid om met ingang van 1 januari 2001 belastingdrukverschuivingen in de onroerende-zaakbelastingen tussen woningen en niet-woningen teniet te doen. Deze belastingdrukverschuivingen zijn het gevolg van de herwaardering van alle onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarbij de waarden van de woningen in het algemeen sterker zijn gestegen dan de waarden van de niet-woningen. Ook zijn er in het wetsvoorstel maatregelen opgenomen om de belastingdruk van belastingplichtigen die een aanzienlijk meer dan gemiddelde stijging aan onroerende-zaakbelastingen gaan betalen, tegemoet te komen.

De maatschappelijke belangen bij dit wetsvoorstel zijn groot. Het VNO-NCW en MKB-Nederland hebben aangegeven sterk tegenstander van dit wetsvoorstel te zijn. De VNG en consumentenorganisaties zijn daarentegen een sterk voorstander van de voorgestelde wetgeving. Gemeenten dienen op grond van lokale afwegingen vóór 1 januari 2001 te besluiten of zij wel of niet gebruik maken van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen. Dit terwijl nog geen zekerheid bestaat over de vraag of de voorgestelde wetgeving door de Eerste Kamer aanvaard wordt en vóór 1 januari 2001 in het Staatsblad verschijnt. Om gemeenten en ook de desbetreffende belangorganisaties zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen, is een spoedige behandeling van het wetsvoorstel in Uw Kamer zeer gewenst. Wellicht dat U bij de vaststelling van Uw vergaderagenda hiermee rekening kunt houden.

Een afschrift van deze brief zend ik naar de Voorzitter van de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge colleges van Staat.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven