27 220
Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en de Waterschapswet met betrekking tot gedeputeerden, wethouders en waterschapsbestuurders

nr. 224a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 13 april 2001

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de onderstaande opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de inhoud van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zeiden volledig te kunnen instemmen met de doelstelling die dit wetsvoorstel nastreeft: het rechtstreeks regelen in de APPA van de uitkeringen en pensioenen van gedeputeerden en wethouders en via een tussenstation van waterschapsbestuurders en het daarmee overbodig maken van een grote hoeveelheid afzonderlijke regelgeving, die nodig is/was bij provincies en gemeenten. Rond dit hoofdmotief van de wijzigingswet hadden deze leden geen vragen.

Wel dringt zich een vraag op over een in deze wet meeliftende oplossing voor problematiek die is ontstaan bij de invoering van de WAZ in relatie tot de APPA.

De onderhavige wijziging van de wet APPA voorziet, in relatie met een K.B. van 28 januari 2000, Stb. 49, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden WAZ, in een vorm van reparatiewetgeving voor APPA-belanghebbenden (als Tweede Kamerleden), wethouders en gedeputeerden. Reparatie was nodig omdat sinds 1998 een dubbele voorziening bij arbeidsongeschiktheid aanwezig is en een dubbele betaling verlangd wordt. De reparatieregeling wordt met terugwerkende kracht tot 25 maart 2000 in de onderhavige wet ingevoerd. Gekozen is voor die datum omdat op de dag daarvoor het thans aan de orde zijnde wetsvoorstel werd ingediend.

De erkenning in het onderhavige wetsvoorstel dat reparatie van de wet op dit punt nodig is, is niet ten volle en consequent doorgevoerd omdat hij niet terugwerkt over de jaren 1998 en 1999. De minister voert in de memorie van toelichting op de omstandigheid dat bij verdergaande terugwerkende kracht ontstane rechten op een WAZ-uitkering ook met terugwerkende kracht zouden moeten worden ingetrokken als reden daarvoor aan.

Dat moge zo zijn, aldus de leden van de CDA-fractie, maar het moet toch tot de mogelijkheden behoren een regeling in de wet te creëren die de reparatie volledig laat zijn zonder tekort te doen aan ontstane rechten. Het was deze leden uiteraard niet ontgaan dat de minister in de Tweede Kamer heeft gezegd een regeling te treffen die in alle redelijkheid de dubbele kosten vergoedt. Dat neemt niet weg dat de vraag overeind blijft waarom er geen sluitende oplossing in het onderhavige wetsvoorstel gezocht is maar voor een «regeling» wordt geopteerd.

Een aantal meer algemene opmerkingen met betrekking tot de toch wel archaïsche wijze waarop een aantal gebruikelijke rechten van pensioendeelnemers niet voor politieke ambtsdragers noodzakelijk wordt geacht hadden de leden van de PvdA-fractie reeds aan de orde gesteld in het voorlopig verslag over wetsvoorstel 26 043. Zij zeiden zich met het voorgestelde wetsvoorstel te kunnen verenigen. Wel vroegen zij op welke wijze praktisch de overgang van reeds ingegane WAZ-rechten naar het invaliditeitspensioen zal gaan plaats vinden. Met name voor die situaties waarin ook nog sprake is van verrekening van WAZ-uitkering met andere rechten (bijvoorbeeld op grond van de nabestaandenwetgeving). Enkele voorbeelden zouden die situatie kunnen verhelderen.

De voorzitter van de commissie,

Witteveen

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Bierman (OSF), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD), plv.voorzitter, Ruers (SP), Terlouw (D66), Pastoor (CDA), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA), voorzitter.

Naar boven