nr. 20
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de reacties van de leden
van de Commissie op bovengenoemd wetsvoorstel.
In de eerste plaats vroegen de leden van de Commissie of de dekking van
het amendement Hindriks c.s. (Kamerstukken II, 27 109, nr. 4) deugdelijk
en conform de begrotingsregels is. Indien dit niet het geval is, zo vroegen
deze leden, is de minister dan voornemens het amendement bij de eerstvolgende
aanpassing van de begrotingswet terug te draaien?
Voorts vroegen de leden van de Commissie naar een inhoudelijke beoordeling
van het amendement. Deze leden vroegen of het naar de mening van het kabinet
juist is dat gelden van de begroting van Economische Zaken worden overgeheveld
naar de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
om publiek-private samenwerkingsconstructies te financieren? Is het voor het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen niet mogelijk om publiek-private
samenwerking te financieren, zo vroeg de Commissie tenslotte.
In antwoord op deze vragen, kan ik u het volgende melden.
Als dekking worden in het amendement twee posten aangewezen. Voor de ene
post (f 5,6 mln bij artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie
en ruimtevaart) geldt dat de aangewezen dekking, met instemming van de Tweede
Kamer, reeds een aanwending had gekregen voor de financiering van het ontwikkelingsproramma
ten behoeve van de Joint Strike Fighter. De andere post (14,4 mln bij artikel
02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking)
betreft gelden die – ook in juridische zin – reeds verplicht waren
voor de kennisinfrastructuurprojecten Gigaport en Kennisimpuls en waarvan
de financiering via het Fonds economische structuurversterking (Fes) loopt.
In formele zin mogen de via het Fes voor bepaalde projecten beschikbaar gestelde
middelen ook niet voor andere zaken worden aangewend. Bezien vanuit het oogpunt
van de beschikbaarheid van middelen bij de aangewezen begrotingsartikelen
is de dekking derhalve niet uitvoerbaar.
Een inhoudelijke beoordeling van het amendement vraagt om een genuanceerde
stellingname.
Enerzijds onderschrijf ik het belang van een moderne uitrusting van VMBO-scholen
volledig. De uitrusting van deze scholen is op dit moment inderdaad voor verbetering
vatbaar. Een goede uitrusting is van groot belang om de aantrekkelijkheid
van dit type onderwijs te vergroten. Ook sta ik sympathiek tegenover de gedachte
in het amendement om te bezien of het bedrijfsleven niet meer kan worden betrokken
bij de verbetering van de uitrusting van VMBO-scholen. Anderzijds is een bezwaar
dat de hogere uitgaven voor de uitrusting van VMBO-scholen volgens het amendement
op de begroting van Economische Zaken worden opgenomen, terwijl de zorg voor
de uitrusting van deze scholen primair valt onder de verantwoordelijkheid
van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Gezien bovenstaande principiële en praktische bezwaren, heb ik dit
amendement bij de begroting van Economische Zaken ten stelligste ontraden.
Vanwege de sympathie voor de strekking van het amendement Hindriks c.s. heeft
het kabinet vervolgens echter besloten naar de geest van het amendement extra
middelen beschikbaar te stellen voor de technische uitrusting van VMBO-scholen
via de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarbij is echter
nadrukkelijk geen sprake van een overheveling van middelen van Economische
Zaken. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werkt thans,
in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, aan een concrete
invulling van hetgeen het amendement beoogt. Daarbij zal er naar worden gestreefd
om het bedrijfsleven te betrekken bij de verbetering van de uitrusting van
VMBO-scholen.
In het licht van het bovenstaande zal ik voorstellen in de eerstvolgende
begrotingswet voor Economische Zaken voor het jaar 2000, behorende bij de
Najaarsnota, het amendement op mijn begroting terug te draaien. Overigens
is zowel de verhoging van de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
als het terugdraaien van het amendement op mijn begroting reeds in de ontwerpbegrotingen
en de Miljoenennota 2001 verwerkt.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink