nr. 146a
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 januari 2001
De vaste commissie voor Financiën1 heeft,
alvorens de procedure te bepalen over bovengenoemd wetsvoorstel, op 20 december
2000 een brief gezonden aan de minister van Financiën over de kern van
het voorstel (bijlage 1).
De minister heeft deze brief bij brief van 10 januari 2001 beantwoord
(bijlage 2).
De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke
overleg.
De voorzitter van de commissie,
Stevens
De griffier van de commissie,
Hordijk
BIJLAGE 1
De Minister van Financiën
Korte Voorhout 7
2511 CW DEN HAAG
Den Haag, 20 december 2000
Geachte minister,
De commissie voor Financiën heeft in haar vergadering op 19 december
2000 gesproken over wetsvoorstel
26 974 Wijziging van enkele artikelen
van de Comptabiliteitswet houdende onder andere de verdere invoering van het
baten-lastenstelsel als begrotingsstelsel bij het Rijk en de invoering van
een interne begrotingsreserve (Zevende wijziging van de Comptabiliteitswet).
De commissie wil in dit verband de volgende vraag aan u voorleggen.
Het wetsvoorstel stelt voor om binnen de rijksbegroting twee begrotingssystemen
naast elkaar te laten bestaan, te weten het stelsel van uitgaven/verplichtingen/ontvangsten,
zie art. I onder A, B, e.v., en het stelsel van baten/lasten, zie art. I onder
AJ-AM. In hoofdstuk 4.2 «Het baten-lastenstelsel: toch nog» van
de Miljoenennota 2001 (Kamerstukken II, 27 800), geschreven na indiening
van het wetsvoorstel, staat op blz. 84 het volgende: «Daarom is het
kabinet voornemens om over enkele jaren de gehele rijksbegroting te baseren
op het baten-lasten stelsel». Hieruit blijkt dat het kabinet besloten
heeft het baten-lastenstelsel in te voeren. Is daarmee de kern van het wetsvoorstel
niet achterhaald?
Na ontvangst van uw antwoord zal de commissie de verdere procedure ten
aanzien van het wetsvoorstel bepalen. Zij is voornemens deze brief met uw
antwoord te publiceren als verslag van een schriftelijk overleg.
Met vriendelijke groet,
de griffier van de commissie,
mr. Marianne Hordijk
BIJLAGE 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 januari 2001
Op 20 december 2000 heeft u een brief gestuurd inzake de zevende wijziging
van de Comptabiliteitswet (wijziging van enkele artikelen
van de Comptabiliteitswet houdende onder andere de verdere invoering van het
baten-lastenstelsel als begrotingsstelsel bij het rijk en de invoering van
een interne begrotingsreserve). U haalt verder het kabinetsvoornemen
de gehele rijksbegroting te baseren op het baten-lastenstelsel aan, zoals
verwoord in de Miljoenennota 2001. In dat kader stelt u de vraag of de kern
van het wetsvoorstel niet achterhaald is.
Dit is niet het geval. De verdere invoering van het baten-lastenstelsel,
zoals in de titel van het wetsvoorstel verwoord, heeft betrekking op de versterking
van de kwaliteit van de agentschappen. Het aantal agentschappen is de laatste
jaren gegroeid en deze groei zet door. De kwaliteit van de agentschappen is
in 1998 geëvalueerd. Dit heeft tot enkele wijzigingen geleid die onder
de eerder aangehaalde titel zijn samengevat. Het betreft het vervangen van
de term agentschap door die van baten-lastendienst, het opnemen van de nieuwe
instellingsvoorwaarden en het verzorgen van een grondslag voor de leen- en
depositofaciliteit voor baten-lastendiensten (voorheen agentschappen). Daarnaast
wordt in het verplichtingen-kasstelsel de interne begrotingsreserve geïntroduceerd.
Het voornemen tot integrale invoering van het baten-lastenstelsel doet
aan de noodzaak van deze wetswijziging niet af. De integrale invoering is
niet iets dat op korte termijn plaats zal vinden. Het kalenderjaar 2001 staat
in het teken van de uitwerking van het voornemen tot een concretere vormgeving
van het integrale baten-lastenstelsel. Bij deze uitwerking zal moeten blijken
op welke wijze een integraal baten-lastenstelsel en de agentschapstatus zich
tot elkaar verhouden. De agentschapstatus wordt immers gekenmerkt door een
resultaatgericht besturingsmodel in combinatie met een verfijnd baten-lastenstelsel.
Het is nog maar de vraag of de rijksbrede invoering dezelfde karakteristieken
zal hebben. Dit gepaard met de ambitie om te blijven investeren in de kwaliteit
van de huidige (kandidaat-)agentschappen en het verplichtingen-kassstelsel
maakt de voorgestelde wetswijziging onontbeerlijk.
De Minister van Financiën,
G. Zalm