nr. 57
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor een goed beheer van
het zeegebied van de Nederlandse exclusieve economische zone, mede gelet op
het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde
Naties inzake het recht van de zee, met bijlagen (Trb. 1983, 83) noodzakelijk
is, het vergunningstelsel van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in die
zone van toepassing te doen zijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet beheer rijkswaterstaatswerken wordt gewijzigd als volgt.
A
Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:
2. Onder wateren wordt mede verstaan de territoriale zee en de exclusieve
economische zone.
B
Na artikel 1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1b
Deze wet is niet van toepassing met betrekking tot mijnbouwactiviteiten
binnen de exclusieve economische zone.
C
Aan artikel 6, eerste volzin, wordt, onder vervanging van de punt door
een komma, toegevoegd: dan wel gedaan op een andere geschikte wijze.
D
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Nederlandse strafwet is van toepassing op ieder die zich in de exclusieve
economische zone schuldig maakt aan overtreding van het bepaalde bij of krachtens
artikel 2 of artikel 6 van deze wet.
ARTIKEL II
1. Artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is niet van toepassing
met betrekking tot werken die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet zijn gemaakt in of op het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentale
plat, tot het tijdstip waarop de ingevolge het tweede lid voor het desbetreffende
werk verleende vergunning van kracht wordt.
2. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat verleent ambtshalve binnen
twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een vergunning
als bedoeld in artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het
houden van een werk als bedoeld in het eerste lid.
ARTIKEL III
1. Het Interimbesluit vergunningplicht installaties ter zee wordt ingetrokken.
2. Artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is, voor zover nodig
in afwijking van artikel II, van toepassing op het houden van een werk waarvoor
een vergunning is verleend ingevolge het Interimbesluit vergunningplicht installaties
ter zee en artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Een zodanige
vergunning berust met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze
wet op artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
ARTIKEL IV
1. Artikel 7 van de Wet installaties Noordzee vervalt.
2. Indien ten aanzien van het oprichten van een installatie bijzondere
schriftelijke aanwijzingen aan de gebruiker zijn vastgesteld op grond van
artikel 2 van het besluit van 19 juli 1974, houdende vaststelling van een
regeling als bedoeld in artikel 7 van de Wet installaties Noordzee, worden
de bij of krachtens dat besluit jegens de gebruiker van een installatie vastgestelde
voorschriften met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet
gelijkgesteld met voorschriften van een krachtens artikel 2 van de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken verleende vergunning.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,