nr. 23b
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2000
Op 3 oktober 2000 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging
van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het
stelsel van regulerende mineralenheffingen aangenomen (Kamerstukken I, 2000–2001,
26 840, nr. 23).
Naast een eerste aanscherping van de stikstofverliesnormen voor 2001 voor
grasland, alsmede voor in zandgebieden gelegen bouwland en braakland, voorziet
dit wetsvoorstel in:
• het onder het heffingenstelsel brengen van de extensieve veehouderijen
en de akker- en tuinbouwbedrijven per 1 januari 2001, en
• een wettelijke basis om bij algemene maatregel van bestuur regels
te stellen over de minimumomvang van de op het bedrijf aanwezige opslagruimte
voor dierlijke mest.
Het wetsvoorstel dient ter implementatie van de Nitraatrichtlijn. Eén
van de gronden voor de ingebrekestelling van Nederland door de Europese Commissie
is het feit dat extensieve veehouderijen en akker- en tuinbouwbedrijven nog
niet onder de Minas-heffingplicht vallen. Aan de Europese Commissie was toegezegd
om deze bedrijven per 1 januari 2000 onder de heffingplicht te brengen. Dat
is helaas niet gelukt. Verdere vertraging acht ik tegen deze achtergrond zeer
ongewenst.
De behandeling van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer zal 18 december
2000 plaatsvinden. De tijd tussen de behandeling door uw Kamer en de beoogde
datum van inwerkingtreding is dan evenwel zeer kort. Publicatie in het Staatsblad
zal dan pas tegen het einde van dit jaar mogelijk zijn. Dat heeft tot ongewenst
gevolg dat de betrokken veehouders en akker- en tuinbouwers pas op het allerlaatste
moment duidelijkheid krijgen over hun positie in het nieuwe jaar. Het is voor
hen dan praktisch onmogelijk om nog de nodige bedrijfsbeslissingen met het
oog op de aanscherping van de normen te nemen.
Ook voor het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in verband
met de invoering van een stelsel van pluimveerechten (Kamerstukken I, 1999–2000,
26 473, nr. 295) acht ik spoedige behandeling gewenst, zodat ook dit
wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2001 in werking kan treden.
Inwerkingtreding in de loop van 2001 betekent dat pluimveehouders in dat
jaar zowel met de systematiek van de mestproductierechten als die van de pluimveerechten
te maken zullen krijgen. Dit brengt extra administratieve lasten voor overheid
en bedrijfsleven met zich mee.
Om bovengenoemde redenen wil ik u dringend vragen te bezien of behandeling
van beide wetsvoorstellen nog in november mogelijk is.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst