26 705
Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde daarin een opvanginstrument voor levensverzekeraars op te nemen

nr. 128
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

16 november 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 te voorzien in een opvanginstrument ten aanzien van in financiële problemen verkerende levensverzekeraars;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel x, een onderdeel toegevoegd, luidende:

ij. opvanginstelling: een naamloze vennootschap met zetel in Nederland die uitsluitend tot doel heeft in opdracht van de Verzekeringskamer een in problemen verkerende levensverzekeraar op te vangen door middel van herverzekering van de portefeuille of het overnemen van de portefeuille van de betrokken verzekeraar.

B

Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden in de lijst niet vermeld opvanginstellingen die in het bezit zijn van een of meer vergunningen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, tenzij een overdracht van de portefeuille van een verzekeraar krachtens artikel 147d, derde lid, heeft plaatsgevonden en van deze overdracht mededeling in de Staatscourant is gedaan.

C

In artikel 14, eerste lid, aanhef, wordt «174 tot en met 177» vervangen door: 174.

D

Aan artikel 36 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Ten aanzien van een opvanginstelling wordt de mededeling, bedoeld in het derde lid, gedaan gelijktijdig met de portefeuille-overdracht.

E

Na Hoofdstuk VII wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VII A. OPVANGINSTRUMENT VOOR LEVENSVERZEKERAARS

Artikel 147a

1. Dit hoofdstuk is van toepassing op levensverzekeraars:

a. met zetel in Nederland;

b. met zetel buiten de Unie voor zover het betreft het vanuit de bijkantoren in Nederland uitgeoefende verzekeringsbedrijf, tenzij een voordeelregeling overeenkomstig artikel 49 van toepassing is, waarbij de Verzekeringskamer niet de toezichthoudende autoriteit is, belast met het toezicht op de in artikel 96 bedoelde solvabiliteitsmarge van die verzekeraar.

2. In afwijking van artikel 14, eerste lid, zijn dit hoofdstuk en de artikelen 28, tweede tot en met vierde lid, 29, eerste en tweede lid, 29a, 70, 71, 73, eerste lid, 75, eerste lid, onderdelen a en b, tweede en derde lid, 175 tot en met 176, en 188b tot en met 188m tevens van overeenkomstige toepassing op opvanginstellingen die het verzekeringsbedrijf uitsluitend als herverzekeraar uitoefenen.

Artikel 147b

1. De Verzekeringskamer stelt een vertrouwenscommissie in.

2. De leden van de vertrouwenscommissie worden door Onze Minister benoemd en ontslagen. Elke benoeming geschiedt op voordracht op te maken door de Verzekeringskamer en de representatieve organisaties van verzekeraars gezamenlijk.

3. De werkwijze en samenstelling van de vertrouwenscommissie worden in de statuten van de Verzekeringskamer vastgelegd.

4. De vertrouwenscommissie heeft tot taak:

a. het bestuur van de Verzekeringskamer te adviseren in gevallen waarin dat volgens dit hoofdstuk is voorgeschreven;

b. desgevraagd het bestuur van de Verzekeringskamer te adviseren bij de ingevolge dit hoofdstuk door haar te nemen beslissingen;

c. desgevraagd het bestuur van de Verzekeringskamer behulpzaam te zijn bij het onderzoeken van de mogelijkheden van een vrijwillige vorm van samenwerking tussen een verzekeraar waarop het opvanginstrument kan worden toegepast en een andere verzekeraar, dan wel overname door laatstbedoelde verzekeraar.

Artikel 147c

1. De Verzekeringskamer kan, gehoord de vertrouwenscommissie, het opvanginstrument in werking stellen indien:

a. artikel 138, tweede lid, of 144, tweede lid, van toepassing is en met betrekking tot het opgestelde financieringsplan van de verzekeraar de toestemming is geweigerd; en

b. de portefeuille van de verzekeraar naar het oordeel van de Verzekeringskamer nog levensvatbaar is.

2. Met het weigeren van toestemming voor het financieringsplan, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijk gesteld het intrekken van een verleende toestemming voor een financieringsplan, het niet binnen de door de Verzekeringskamer bepaalde termijn indienen van een financieringsplan, of het niet binnen de door de Verzekeringskamer bepaalde termijn aanbrengen van door haar aangegeven wijzigingen in een plan waarvoor toestemming is verleend.

3. De opvang geschiedt aan de hand van een door de Verzekeringskamer, gehoord de vertrouwenscommissie, op te stellen opvangplan.

4. De Verzekeringskamer maakt de inwerkingstelling van het opvanginstrument en het daarbij behorende opvangplan bekend aan de verzekeraar en de opvanginstelling.

5. De verzekeraar en de opvanginstelling handelen overeenkomstig het opvangplan.

6. De Verzekeringskamer kan, gehoord de vertrouwenscommissie, het opvangplan wijzigen.

Artikel 147C1

De statuten van de opvanginstelling, met inbegrip van wijzigingen daarin, behoeven de voorafgaande toestemming van de Verzekeringskamer.

Artikel 147d

1. De opvang door een opvanginstelling kan bestaan uit verplichte herverzekering van de portefeuille van de verzekeraar of verplichte overdracht van de portefeuille van de verzekeraar.

2. In geval van verplichte herverzekering van de portefeuille worden de verplichtingen van de verzekeraar uit overeenkomsten van directe verzekering geheel of ten dele herverzekerd bij een door de Verzekeringskamer aan te wijzen opvanginstelling. De voorwaarden waaronder verplichte herverzekering plaatsvindt, worden opgesteld door de opvanginstelling en behoeven de instemming van de Verzekeringskamer.

3. In geval van verplichte overdracht van de portefeuille worden de rechten en verplichtingen uit overeenkomsten van directe verzekering van de verzekeraar overgedragen aan een door de Verzekeringskamer aan te wijzen opvanginstelling. De opvanginstelling brengt daarbij de solvabiliteitsmarge op de ingevolge artikel 68 vereiste omvang.

Artikel 147e

1. Verplichte overdracht van de portefeuille van de verzekeraar vindt slechts plaats nadat de rechtbank binnen welker rechtsgebied de verzekeraar zijn woonplaats heeft op verzoek van de Verzekeringskamer daartoe aan haar machtiging heeft verleend.

2. De rechtbank verleent de machtiging, tenzij de Verzekeringskamer in redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat de portefeuille van de verzekeraar nog levensvatbaar is.

3. De Verzekeringskamer zendt een afschrift van haar verzoekschrift tot machtiging aan de verzekeraar.

4. De rechtbank behandelt het verzoek van de Verzekeringskamer tot machtiging met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken. De uitspraak wordt niet in het openbaar gedaan.

5. De rechtbank kan inzage nemen of doen nemen van de zakelijke gegevens en bescheiden van de verzekeraar. Artikel 57 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

6. De rechtbank geeft geen beschikking dan nadat de verzekeraar en de Verzekeringskamer zijn gehoord althans behoorlijk zijn opgeroepen.

7. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, terugwerkend tot aan het begin van de dag waarop zij is uitgesproken, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.

8. De rechtbank kan op verzoek van de Verzekeringskamer de machtiging intrekken.

9. De Verzekeringskamer doet van de verlening van de machtiging mededeling aan de betrokken verzekeraar en de opvanginstelling.

10. Tegen de beschikking staat geen hoger beroep open.

11. Beroep in cassatie tegen de beschikking wordt ingesteld binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak van de rechtbank. De behandeling heeft in raadkamer plaats en geschiedt met de grootste spoed. De uitspraak wordt niet in het openbaar gedaan.

Artikel 147f

De Verzekeringskamer kan een verzoek tot het verlenen of tot het intrekken van een machtiging bij de rechtbank indienen zonder tussenkomst van een procureur.

Artikel 147g

Tot het instellen van beroep in cassatie tegen de beschikkingen van de rechtbank uit hoofde van dit hoofdstuk is, buiten de Verzekeringskamer, de verzekeraar bevoegd, ongeacht of deze bij de rechtbank is verschenen.

Artikel 147h

De Verzekeringskamer kan de verzekeraar en de opvanginstelling instructies geven in het belang van de goede werking van het opvanginstrument. De verzekeraar en de opvanginstelling volgen de instructies van de Verzekeringskamer op. De instructies van de Verzekeringskamer kunnen geen betrekking hebben op de voorwaarden van het herverzekeringscontract, bedoeld in artikel 147d, tweede lid, laatste volzin.

Artikel 147i

1. Bij de toepassing van het opvanginstrument draagt de verzekeraar aan de opvanginstelling de waarden over die dienen tot dekking van de technische voorzieningen, voor zover deze voorzieningen betrekking hebben op de verplichtingen die worden herverzekerd, onderscheidenlijk worden overgedragen.

2. Voor zover de opvang betrekking heeft op verplichtingen waarvoor ingevolge artikel 67 dan wel artikel 95 een afzonderlijke administratie van waarden is voorgeschreven, draagt de verzekeraar de aldus geadministreerde waarden aan de opvanginstelling over.

3. De verzekeraar draagt niet meer waarden over dan benodigd voor de herverzekering, onderscheidenlijk overdracht, van de portefeuille.

4. Indien voor de opvang meer waarden benodigd zijn dan de in het eerste lid bedoelde, draagt de verzekeraar aan de opvanginstelling tevens aanvullende waarden over tot het benodigde bedrag.

Artikel 147j

1. De opvanginstelling maakt de overdracht van de portefeuille van de verzekeraar nadat deze heeft plaatsgevonden onverwijld bekend in de Staatscourant. De Verzekeringskamer kan de opvanginstelling gelasten van de overdracht tevens mededeling te doen op een andere, door de Verzekeringskamer te bepalen, wijze. De inhoud van deze bekendmaking onderscheidenlijk mededeling behoeft de voorafgaande instemming van de Verzekeringskamer.

2. De overdracht wordt ten aanzien van alle andere belanghebbenden dan de betrokken verzekeraars van kracht met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de bekendmaking is geplaatst.

3. Op de overdracht zijn de artikelen 129, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid, 130, 131 en 134 niet van toepassing.

4. De Verzekeringskamer geeft van de overdracht kennis:

a. indien het een verzekeraar met zetel in Nederland betreft, aan de toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarheen hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in de Unie;

b. indien het een verzekeraar met zetel buiten de Unie betreft, aan de toezichthoudende autoriteiten van de andere lid-staten waarheen hij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland.

5. Voordat de overdracht plaatsvindt stelt de Verzekeringskamer de toezichthoudende autoriteiten, bedoeld in het vierde lid, in kennis van de voorgenomen overdracht, tenzij het met het opvanginstrument te bereiken doel daardoor in gevaar komt.

Artikel 147k

1. Voor toepassing van het opvanginstrument wordt op enig moment ten hoogste 400 miljoen gulden ter beschikking gesteld, met dien verstande dat:

a. per opvangsituatie maximaal 200 miljoen gulden ter beschikking kan worden gesteld; en

b. het ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan naar het oordeel van de Verzekeringskamer bij het inwerking stellen van het opvanginstrument, gehoord de vertrouwenscommissie, het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt terugbetaald, nooit hoger is dan 200 miljoen gulden.

2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden jaarlijks door Onze Minister aangepast aan de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste solvabiliteitsmarge van de verzekeraars, bedoeld in artikel 147a, eerste lid, zoals die blijkt uit de meest recente jaarlijkse financiële verslaglegging van de Verzekeringskamer.

3. In de maand januari van elk jaar worden door Onze Minister de voor dat jaar geldende bedragen, bedoeld in het tweede lid, in de Staatscourant bekend gemaakt.

4. Indien als gevolg van toepassing van het opvanginstrument voor een daarop volgende toepassing niet meer de maximale bedragen, bedoeld in het eerste lid, ter beschikking staan, bepaalt de Verzekeringskamer de alsdan maximaal ter beschikking staande bedragen.

5. De Verzekeringskamer stelt, gehoord de vertrouwenscommissie, het bedrag vast dat in een voorkomend geval beschikbaar wordt gesteld voor de toepassing van het opvanginstrument. De Verzekeringskamer bepaalt, met inachtneming van de tweede volzin van het zevende lid, per verzekeraar in hoeverre dit bedrag in de vorm van aandelen in de opvanginstelling wordt genomen en in hoeverre dit bedrag in de vorm van een achtergestelde lening aan de opvanginstelling wordt verstrekt. Verzekeraars nemen de aandelen en verstrekken de achtergestelde lening. Voor dit nemen van de aandelen, het houden ervan en het uitoefenen van de daarmee verbonden zeggenschap is geen verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 175, eerste lid, vereist. De Verzekeringskamer bepaalt de voorwaarden van de achtergestelde lening waaraan verzekeraars zich houden.

6. De verzekeraars, bedoeld in artikel 147a, eerste lid, verschaffen het op grond van het vijfde lid vastgestelde bedrag. De Verzekeringskamer legt daartoe aan deze verzekeraars een aanslag op.

7. Het bedrag van de aanslag wordt binnen een door de Verzekeringskamer te bepalen termijn aan de opvanginstelling voldaan. De Verzekeringskamer kan evenwel bepalen dat een of meer verzekeraars het bedrag van de aanslag geheel of gedeeltelijk aan een ander voldoen, om deze in staat te stellen zijn aandelen in de opvanginstelling aan deze verzekeraar of verzekeraars over te dragen.

8. Ingeval een verzekeraar niet aan het zevende lid voldoet, kan de voorzitter van de Verzekeringskamer een dwangbevel uitvaardigen, dat wordt executoir verklaard door de president van de rechtbank binnen welker rechtsgebied de Verzekeringskamer is gevestigd en dan een executoriale titel oplevert, die met de toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de Verzekeringskamer tenuitvoergelegd kan worden.

9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het eerste, vierde en zesde lid.

10. Het zesde lid is niet van toepassing op opvanginstellingen en op verzekeraars ten aanzien waarvan het opvanginstrument wordt toegepast of is toegepast en die uit dien hoofde nog verplichtingen hebben.

11. De Verzekeringskamer kan een verzekeraar ontheffing verlenen van het zesde lid, eerste volzin, indien naar haar oordeel de bijdrage tot gevolg zal hebben dat de solvabiliteitsmarge van die verzekeraar niet meer zal voldoen aan artikel 68 of artikel 96 en de verzekeraar niet in staat is de solvabiliteitsmarge binnen een redelijke termijn op de vereiste omvang te brengen.

Artikel 147l

1. De Verzekeringskamer stelt, gehoord de vertrouwenscommissie, een vergoedingsplan voor de opvang vast.

2. Onverminderd de bevoegdheden die in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden toegekend aan de organen van de opvanginstelling, vindt de uitkering van dividend en de teruggave van kapitaal aan de aandeelhouders van de opvanginstelling, alsmede de rentevergoeding en de terugbetaling van de achtergestelde lening aan de schuldeisers uit hoofde van die aan de opvanginstelling verstrekte achtergestelde lening plaats volgens het vergoedingsplan.

3. De Verzekeringskamer kan indien dringende omstandigheden dit vergen en gehoord de vertrouwenscommissie, het vergoedingsplan wijzigen.

Artikel 147L1

1. Indien de opvanginstelling de portefeuille overdraagt aan een andere verzekeraar, zijn de artikelen 130, achtste lid, en 131, eerste tot en met vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing.

2. Indien de Verzekeringskamer geen bedenkingen heeft tegen de overdracht, verleent zij de opvanginstelling toestemming tot de overdracht.

Artikel 147m

1. De Verzekeringskamer stelt, gehoord de vertrouwenscommissie, het einde van de toepassing van het opvanginstrument vast.

2. De Verzekeringskamer maakt het einde van de toepassing van het opvanginstrument bekend aan de verzekeraar en de opvanginstelling.

3. Indien na beëindiging van de toepassing van het opvanginstrument waarbij een portefeuille-overdracht heeft plaatsgevonden bij de opvanginstelling een batig saldo resteert, keert de opvanginstelling dit uit aan de verzekeraar ten behoeve waarvan het opvanginstrument is toegepast.

4. De opvanginstelling trekt na beëindiging van de toepassing van het opvanginstrument in ieder geval de aandelen in die niet het minimumkapitaal, bedoeld in artikel 67, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigen. De aandeelhouders werken hieraan mee.

Artikel 147n

De vergunning van een verzekeraar waarvan de portefeuille ingevolge de bepalingen van dit hoofdstuk is overgedragen, wordt ingetrokken met inachtneming van de artikelen 149, 150 en 153.

F

Aan het tweede lid van artikel 150 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Van de intrekking van een vergunning van een opvanginstelling wordt geen mededeling gedaan indien geen verplichte portefeuille-overdracht als bedoeld in artikel 147d, derde lid, heeft plaatsgevonden.

G

Na artikel 164 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 164a

1. Indien het opvanginstrument, bedoeld in artikel 147d, ten tijde van het uitspreken van de noodregeling reeds in werking is gesteld, kan de toepassing ervan door de Verzekeringskamer worden voortgezet in de vorm bedoeld in artikel 147d, derde lid.

2. De bewindvoerders verlenen hieraan hun medewerking.

Artikel 164b

1. De Verzekeringskamer kan, gehoord de vertrouwenscommissie, het opvanginstrument, bedoeld in artikel 147d, in werking stellen tijdens de noodregeling indien de portefeuille van de verzekeraar naar het oordeel van de Verzekeringskamer levensvatbaar is.

2. De bewindvoerders verlenen hieraan hun medewerking.

3. De opvang blijft in een dergelijk geval beperkt tot de verplichte overdracht van de portefeuille, bedoeld in artikel 147d, derde lid.

4. Artikel 147c, eerste en tweede lid, is niet van toepassing.

Artikel 164c

1. Indien na de inwerkingstelling van het opvanginstrument overeenkomstig artikel 147c, eerste lid, of artikel 164b, eerste lid, de verplichte overdracht van de portefeuille naar het oordeel van de Verzekeringskamer niet tot stand kan worden gebracht, doet zij hiervan mededeling aan de bewindvoerders.

2. Zolang de Verzekeringskamer deze mededeling niet heeft gedaan, verleent de rechtbank de bewindvoerders geen bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 165, eerste lid.

3. De rechtbank verleent de bijzondere machtiging evenmin zolang de Verzekeringskamer het opvanginstrument niet in werking heeft gesteld, tenzij de Verzekeringskamer aan de bewindvoerders mededeling heeft gedaan van haar oordeel dat er geen aanleiding is tot het in werking stellen van het opvanginstrument.

H

Na artikel 165a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 165b

In geval van overdracht van rechten en verplichtingen ingevolge de machtiging, bedoeld in artikel 156, derde lid, of de bijzondere machtiging, bedoeld in artikel 165, eerste lid, draagt de verzekeraar de waarden over die dienen tot dekking van de technische voorzieningen voor zover deze voorzieningen betrekking hebben op de verplichtingen die worden overgedragen.

I

In artikel 166 wordt «ingevolge dit hoofdstuk» vervangen door: ingevolge de machtiging, bedoeld in artikel 156, derde lid,.

J

Artikel 188 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Ten aanzien van besluiten tot intrekking van een vergunning, tot weigering van toestemming voor een financieringsplan en tot inwerkingstelling van het opvanginstrument blijft artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing. Artikel 147c, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. In het derde lid wordt na «147,» ingevoegd: 147c, 147h,.

K

In artikel 188b, eerste lid, wordt na «147, eerste tot en met derde lid,» ingevoegd «147c, vijfde lid, 147h, tweede volzin, 147i, eerste, tweede en vierde lid, 147j, eerste lid, 147k, vijfde lid, derde en laatste volzin, zevende en negende lid, 147m, derde en vierde lid,» en wordt na «154,» ingevoegd «165b,».

L

In artikel 188c, eerste lid, wordt na «147, eerste tot en met derde lid,» ingevoegd «147c, vijfde lid, 147h, tweede volzin, 147i, eerste, tweede en vierde lid, 147j, eerste lid, 147k, vijfde lid, derde en laatste volzin, zevende en negende lid, 147m, derde en vierde lid,» en wordt na «154,» ingevoegd «165b,».

M

In artikel 188d, vijfde lid, laatste volzin, wordt «en 51» vervangen door: 51 en 147k, negende lid,.

N

De «Bijlage, bedoeld in artikel 188d, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» wordt als volgt gewijzigd:

1. In tabel 1 wordt na «147, derde lid» en het daarbij behorende tariefnummer «4» ingevoegd «147c, vijfde lid» en «3», «147h, tweede volzin» en «4», «147i, eerste lid» en «3», «147i, tweede lid» en «3», «147i, vierde lid» en «3», «147j, eerste lid» en «2», «147k, vijfde lid, derde en laatste volzin» en «3», «147k, zevende lid» en «1», «147m, derde lid» en «3», «147m, vierde lid» en «3», en wordt na «154» en het daarbij behorende tariefnummer «3» ingevoegd «165b» en «3».

2. In tabel 2 wordt na «120, vierde lid» en het daarbij behorende tariefnummer «4» ingevoegd «147m, vierde lid» en «3».

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 na «147, derde lid,» ingevoegd: 147c, vijfde lid, 147d, derde lid, laatste volzin, 147h, tweede volzin, 147i, eerste, tweede en vierde lid, 147k, vijfde lid, derde en laatste volzin, 147k, zevende lid, 147l, tweede lid, 147m, vierde lid, laatste volzin.

ARTIKEL III

Indien deze wet in werking treedt na het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 15 augustus 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten in verband met de naamswijziging van de Verzekeringskamer, alsmede wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde op enkele punten de verhouding van de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot de Pensioen- & Verzekeringskamer nader te regelen (Kamerstukken II 1999/2000, 27 251, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt:

a. komt in artikel II, onderdeel A, van die wet, de vermelding van de artikelen 1, eerste lid, onderdeel ij, 147a, eerste lid, onderdeel b, 147b, eerste tot en met derde lid en vierde lid, onderdelen a tot en met c, 147c, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 147c1, 147d, tweede en derde lid, 147e, eerste tot en met vierde, zesde, achtste en negende lid, 147f, 147g,147h,147j, eerste lid, vierde lid, aanhef en vijfde lid, 147k, eerste lid, onderdeel b, tweede, vierde tot en met achtste en elfde lid, 147l, eerste en derde lid, 147l1, tweede lid, 147m, eerste en tweede lid, 164a, eerste lid, 164b, eerste lid, en 164c, eerste tot en met derde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 te vervallen;

b. wordt in artikel I van deze wet «Verzekeringskamer» vervangen door «Pensioen- & Verzekeringskamer» in de artikelen 1, eerste lid, onderdeel ij, 147a, eerste lid, onderdeel b, 147b, eerste tot en met derde lid en vierde lid, onderdelen a tot en met c, 147c, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede, derde, vierde en zesde lid, 147c1, 147d, tweede en derde lid, 147e, eerste tot en met vierde, zesde, achtste en negende lid, 147f, 147g, 147h, 147j, eerste lid, vierde lid, aanhef en vijfde lid, 147k, eerste lid, onderdeel b, tweede, vierde tot en met achtste en elfde lid, 147l, eerste en derde lid, 147l1, tweede lid, 147m, eerste en tweede lid, 164a, eerste lid, 164b, eerste lid, en 164c, eerste tot en met derde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

Naar boven