26 357
Wijziging van de Destructiewet in verband met de kosten van onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal

nr. 142
VERSLAG VAN EEN SSHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 december 2000

Naar aanleiding van een brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 oktober 2000 (bijlage 1) met betrekking tot de vaststelling tarieven Destructiewet, heeft de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 een brief d.d. 7 november 2000 gezonden aan de minister (bijlage 2).

De minister heeft deze brief bij brief van 7 december 2000 beantwoord (bijlage 3).

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijke overleg.

De voorzitter van de commissie,

Ter Veld

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen

BIJLAGE 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag 17 oktober 2000

Op 3 maart 2000 is de wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Destructiewet in verband met de kosten van onschadelijkmaking van gespecificeerd hoog-risico-materiaal (SRM)1 in werking getreden.

Artikel 21 van de Destructiewet regelt de vergoeding die de destructor (Rendac BV) in rekening kan brengen bij de aanbieder van hoog-risico-materiaal (HRM) en van SRM. Het vierde lid van artikel 21 bepaalt dat de tariefstelling en wijzigingen daarvan jaarlijks instemming behoeven van mij en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV).

Alvorens instemming wordt verleend, wordt het voornemen daartoe schriftelijk medegedeeld aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Instemming wordt niet eerder verleend dan nadat vier weken zijn verstreken na die mededeling.

Bijgaand bied ik u, mede namens de Minister van LNV, de tariefvoorstellen van Rendac BV aan. lk deel u mede dat de Minister van LNV en ik voornemens zijn hieraan onze instemming te verlenen.

Zowel de accountsdienst van mijn ministerie als die van LNV zijn met de door Rendac BV voorgestelde kosten, de hoeveelheden, het aantal aanbieders en de ophaalbeurten van HRM en SRM akkoord gegaan.

Voor de berekening van de tarieven 2000 is Rendac BV uitgegaan van de volgende (geprognosticeerde) gegevens:

• m.b.t. het ophalen van kadavers:

– claim voor de kosten: f 17 855 000;

– aantal stops: 770 000.

• m.b.t. het ophalen, voorbewerken en vernietigen van SRM:

– claim voor de kosten: f 20 170 000 op jaarbasis;

– aantal op te halen kadavers van runderen ouder dan 12 maanden: 38 379;

– aantal stops voor kadavers van schapen, geiten en lammeren: 113 508;

– aantal stops voor SRM-afval van kleine aanbieders (tot en met 500 kg. per stop): 28 940;

– aantal tonnen SRM-afval van grote aanbieders (meer dan 500 kg. per stop): 8759.

Mocht ik binnen vier weken na dagtekening van deze brief geen reactie van u hebben ontvangen, dan zal ik voorliggende tarieven in de Staatscourant bekend laten maken.

Een zelfde brief heb ik gestuurd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

BIJLAGE 2 BRIEF AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Den Haag, 7 november 2000

Uw brief van 17 oktober 2000 inzake de vaststelling van tarieven op basis van de Destructiewet (Uw kenmerk GZB-VVB 2115348) is voorwerp van beraad geweest in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit beraad heeft geleid tot de vaststelling van een aantal vragen die de commissie u en uw ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij hiermee ter beantwoording voorlegt.

1. Hebt u enig inzicht over de omvang van de hoeveelheid hoog risicomateriaal dat niet ter destructie wort aangeboden? Schattingen van RVV en betrokkenen wijzen op een substantieel deel van het hoog-risico-materiaal.

2. Kunt u aangeven waar het niet aangeboden materiaal terecht komt?

3. Heeft u met Rendac overleg gevoerd om te bezien hoe het aandeel dat ter destructie wordt aangeboden, kan worden verhoogd?

4. Heeft u mede naar aanleiding van de discussie in de Eerste Kamer overwogen om een ander financieringssysteem voor het om volksgezondheidsredenen noodzakelijke destructiebeleid inzake hoog-risico-materiaal te introduceren?

5. Gaat u indien bijv. het Franse systeem wordt geïntroduceerd, in de overgangsperiode de kosten ten dele bij de overheid leggen?

6. Acht u het niet verstandig om op korte t termijn tot bij stelling van het beleid te komen inzake de verrekening van de kosten, om daarmee fraude te voorkomen en de Volksgezondheidsdoelstelling zeker te stellen?

7. Welke stappen hebben u en uw ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ondernomen om te komen tot een eensluidend destructiebeleid inclusief een tarievenstelsel in de landen van de Europese Unie?

De commissie gaat ervan uit dat de uitvoering van de in uw brief aangekondigde bekendmaking van de tarieven in de Staatscourant niet ter hand wordt genomen dan nadat bovenvermelde vragen van de commissie van een antwoord zijn voorzien en aan haar toegezonden.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

B. Nieuwenhuizen

BIJLAGE 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2000

In antwoord op de brief van 7 november 2000 van de Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin mij en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) een aantal vragen werden voorgelegd inzake de vaststelling van de tarieven op basis van de Destructiewet, bericht ik u, mede namens de Minister van LNV, als volgt.

1. Hebt u enig inzicht over de omvang van de hoeveelheid hoog-risicomateriaal dat niet ter destructie wordt aangeboden? Schattingen van RVV en betrokkenen wijzen op een substantieel deel van het hoog-risico-materiaal.

Ik heb daarover geen exacte gegevens. De vergelijking tussen de hoeveelheid aangeboden materiaal in 1999 met de in dit jaar aangeboden hoeveelheid, leert dat het aanbod van schapen en lammeren tot en met augustus 2000 ten opzichte van 1999 is afgenomen met 10 000 schapen en met 40 000 lammeren van schapen. Dit impliceert echter niet dat deze hoeveelheden ten onrechte niet ter destructie zijn aangeboden. Zo is de reductie van de hoeveelheid aangeboden schapen en lammeren van schapen zeker ten dele het gevolg van de reductie van circa 6% van de schapenstapel in 2000. Ten aanzien van de overige kadavers die als gespecificeerd hoog-risico-materiaal (SRM) zijn aangewezen, te weten runderen, geiten en geitlammeren, is het aanbod juist toegenomen.

2. Kunt u aangeven waar het niet aangeboden materiaal terecht komt?

Niet aangeboden materiaal wordt op verschillende plaatsen aangetroffen, zoals in watergangen, wegbermen, veemarkten, gemeentelijke opslagplaatsen en op weilanden. Ook dat materiaal komt uiteindelijk via de instanties die het materiaal aantreffen bij de destructor terecht.

3. Heeft u met Rendac overleg gevoerd om te bezien hoe het aandeel dat ter destructie wordt aangeboden, kan worden verhoogd?

Ja. lk heb na de kamerbehandeling van de wetswijziging van de Destructiewet een werkgroep «lekverliezen» ingesteld, waar Rendac, de beleidsdirecties alsmede de toezichthoudende instanties van de Ministeries van LNV en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het PVE en LTO Nederland in vertegenwoordigd waren. Deze werkgroep heeft geïnventariseerd waar lekverliezen op kunnen treden en heeft voorzorgsmaatregelen ontwikkeld om de verliezen en de nadelige effecten daarvan zoveel mogelijk te voorkomen. Het rapport van de werkgroep «lekverliezen» is op 27 juni 2000 aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden.

4

en 6. Heeft u mede naar aanleiding van de discussie in de Eerste

Kamer overwogen om een ander financieringssysteem voor het om volksgezondheidsredenen noodzakelijke destructiebeleid inzake hoog-risico-materiaal te introduceren? Acht u het niet verstandig om op korte termijn tot bijstelling van het beleid te komen inzake de verrekening van de kosten, om daarmee fraude te voorkomen en de Volksgezondheidsdoelstelling zeker te stellen.

Nieuwe ontwikkelingen in zowel Brussel als in Nederland hebben mij doen besluiten om op korte termijn tot bijstelling van het beleid inzake de verrekening van kosten voor de destructie te komen. In het beleidsbesluit Diervoeder dat de Staatssecretaris van LNV mede namens mij op 16 juni 2000 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden is het voornemen aangekondigd op korte termijn geen kadavers meer in diervoeder te verwerken om geen enkel risico voor de voedselketen te lopen. Ook in Europees verband is men voornemens vanaf begin volgend jaar kadavers uit te sluiten voor verwerking in diervoeder. Tot op heden worden kadavers van runderen, schapen en geiten verbrand, dan zal het ook gaan om kadavers van paarden, varkens en pluimvee. Deze voorstellen zullen leiden tot een aanzienlijke toename van de kosten. De kosten van verbranding zijn immers hoger dan de kosten van destructie, waarbij een eindproduct ontstaat met een zekere economische waarde. Een integrale herziening van de tarieven is dan ook noodzakelijk. Gelet op de volksgezondheid en ter voorkoming van fraude, zie ik derhalve aanleiding om een ander financieringssysteem voor het destructiebeleid te introduceren.

5. Gaat u indien bijv. het Franse systeem wordt geïntroduceerd, in de overgangsperiode de kosten ten dele bij de overheid leggen?

Introductie van het Franse systeem van financiering is niet aan de orde. Er is dan ook geen sprake van een overgangsperiode waardoor kosten bij de overheid worden gelegd. Sinds 1 997 wordt de destructie in Frankrijk van kadavers, afgekeurd slachtafval en hoog-risico-materiaal gezien als een openbare dienst. Voor de financiering hiervan heeft de Franse overheid een parafiscale heffing ingesteld bij de aankoop van vlees door de detaillist. Het betreft hier een heffing van 0,5% tot 0,9% afhankelijk van de waarde van het vlees. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat deze heffing wordt doorberekend aan de consument. lk wijs er in dit kader overigens op dat de Europese Commissie Frankrijk heeft opgedragen te stoppen met deze parafiscale heffing. Volgens de ECie heeft de heffing een discriminatoir karakter, omdat de heffing ook geldt voor ingevoerd vlees. Indien Frankrijk niet binnen twee maanden bevredigend antwoordt, zal de Europese Commissie de zaak voorleggen aan het Europese Hof van Justitie.

7. Welke stappen hebben u en uw ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ondernomen om te komen tot een eensluidend destructiebeleid inclusief een tarievenstelsel in de landen van de Europese Unie?

In het Witboek Voedselveiligheid heeft de Europese Commissie een voorstel aangekondigd voor het vaststellen van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. De Commissie heeft het conceptvoorstel uitvoerig besproken met de lidstaten. Nederland heeft met klem verzocht een communautair tarievenstelsel in het voorstel op te nemen. Het definitieve voorstel is op 19 oktober 2000 door de Europese Commissie aan de Raad aangeboden. Het voorstel dat moet leiden tot een eensluidend Europees destructiebeleid, bevat nu een artikel waarin de Commissie verplicht wordt een rapport op te stellen over de in de lidstaten verleende financiële steun voor het verwerken van dierlijke bijproducten. Dit rapport moet vergezeld gaan van passende voorstellen. Mijn inzet is om de Europese Commissie er toe te brengen dit rapport en de daarop geënte voorstellen zo spoedig mogelijk uit te brengen.

Ik vertrouw erop de vragen voldoende te hebben beantwoord.

Naar aanleiding van de tariefvoorstellen die ik u op 17 oktober 2000 ter instemming heb voorgelegd heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 24 november 2000 de motie van het lid Waalkens c.s. aangenomen. Deze motie verzoekt de Regering de voorgenomen ophaaltarieven voor SRM en HRM nu niet vast te stellen. Inmiddels heeft overleg plaats gevonden tussen mijn ministerie en LTO-Nederland en de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren. Dit overleg heeft geleid tot mijn besluit eenmalig ten laste van de begroting van VWS een bijdrage te verlenen van f 11 000 000,– ter verlichting van zowel het tarief voor het ophalen van kadavers van runderen ouder dan één jaar als van het tarief voor het ophalen van kadavers van schapen/lammeren/geiten/geitlammeren.

Voor het ophalen van kadavers van runderen ouder dan één jaar en voor het ophalen van kadavers van schapen/lammeren/geitenlgeitlammeren wordt het tarief dan verlaagd tot f 23,25 excl. BTW (f 27,32 incl. BTW) per ophaalbeurt (ongeacht het aantal kadavers per ophaalbeurt). Dit betekent in concreto dat voor het ophalen van kadavers van alle landbouwhuisdieren hetzelfde tarief zal gelden van f 23,25 excl. BTW (f 27,32 incl. BTW) per ophaalbeurt (ongeacht het aantal kadavers per ophaalbeurt). De voorgestelde tarieven voor niet-SRM-kadavers en voor SRM-slachtafval blijven namelijk ongewijzigd conform het voorstel in de bijlage bij mijn brief van 17 oktober 2000.

Ik verzoek u thans met klem ten spoedigste in te stemmen met de tariefvoorstellen voor 2000, zoals hierboven geamendeerd.

Deze brief wordt in afschrift gezonden aan de Voorzitters van de vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van de vaste commissie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EK nrs. 36 t/m 36c, vergaderjaar 1999–2000.

XNoot
2

Samenstelling: Boorsma (CDA), Werner (CDA), Van Leeuwen (CDA), (plv. voorzitter), Van den Berg (SGP), Van Heukelum (VVD), Ter Veld (PvdA), (voorzitter), Dees (VVD), Hessing (D66), Ruers (SP), Stekelenburg (PvdA), Van Schijndel (GL), Swenker (VVD).

XNoot
1

SRM = de schedel, met inbegrip van de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van geslachte runderen, schapen en geiten ouder dan één jaar; de milt van geslachte schapen en geiten, alsmede gestorven slachtdieren, voor zover het betreft runderen ouder dan één jaar en schapen en geiten.

Naar boven