26 800 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2000

nr. 136b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG1

Ontvangen 31 maart 2000

1. Shirbrig, UNSAS & staand VN-leger, Shirbrig wordt in 2000 aan de VN ter beschikking gesteld. Binnen 15–30 dagen kan op basis van hoofdstuk VI opgetreden worden. In dat verband werden de volgende vragen gesteld:

1.1 Welke landen doen mee aan deze brigade?

1.2 Is de termijn van 15–30 dagen niet te lang?

1.3 Aan welke conflicten in het verleden en in toekomst wordt gedacht bij het gebruik van Shirbrig?

1.4 Zijn er discussies om Shirbrig ook voor artikel VII in te zetten? Zo nee, waarom niet?

Op dit ogenblik leveren twaalf landen een bijdrage aan de brigade: Argentinië, Canada, Denemarken, Finland, Italië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Spanje en Zweden. Hongarije, Ierland, Jordanië, Tsjechië, Portugal, Slovenië en Senegal zijn waarnemer.

De Shirbrig dient er juist voor om de militaire reactietijd van de Verenigde Naties te bekorten. Doorgaans is deze minimaal twee tot drie maanden. Door de voorbereidingen in Shirbrig-verband, kan de militaire reactietijd aanzienlijk worden teruggebracht. De reactietijd blijft overigens ook afhankelijk van de nationale politieke besluitvorming over deelneming, die door de samenwerking vooraf in de Shirbrig op geen enkele wijze wordt aangetast.

Bij de toekomstige inzet van Shirbrig moet worden gedacht aan klassieke vredebewarende operaties, die worden gemandateerd onder Hoofdstuk VI van het VN-Handvest. Het gaat daarbij om situaties waarbij de partijen in een conflict een bestand hebben gesloten en instemmen met de komst van een VN-vredesmacht.

Tijdens de laatste bijeenkomst van de Shirbrig Stuurgroep wees de politiek adviseur van de onder-secretaris-generaal voor vredesoperaties van het VN-Secretariaat op de veranderde wijze waarop VN-vredesoperaties de afgelopen tijd door de Veiligheidsraad zijn gemandateerd. Hij nuanceerde het traditionele onderscheid tussen vredebewarende opera- ties onder Hoofdstuk VI van het VN-Handvest en vredeafdwinging onder Hoofdstuk VII. Van een discussie over de inzet van de Shirbrig in een vredesafdwingende operatie is echter geen sprake.

2. UNSAS zou uit 86 landen bestaan. De leden van de fractie van GroenLinks wensten op dit onderwerp de volgende vragen te stellen:

2.1 Welke Europese landen doen mee aan UNSAS?

2.2 Valt vanuit het UNSAS-aanbod aan de VN (op den duur) een goed samenwerkend geheel samen te stellen? Wordt dit gewenst?

2.3 Zit er veel overlap in het Europese aanbod voor UNSAS?

2.4 Hoe kan de VN ervoor zorgdragen dat sterke overlap wordt voorkomen?

De volgende Europese landen doen mee aan Unsas: Oostenrijk, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Roemenië, Spanje, Verenigd Koninkrijk, België, Bulgarije, Tsjechië, Griekenland, Polen, Portugal, Turkije, Oekraïne, Belarus, Hongarije, Noorwegen, Russische Federatie, Zweden, Slowakije, Kroatië, Estonië, Litouwen en Slovenië.

Het Unsas biedt de VN inzicht in de bijdragen die landen in beginsel bereid zijn ter beschikking te stellen van een VN-vredesoperatie. Overlap is hierbij een vanzelfsprekend gegeven en ook zeer wenselijk. Immers: hoe meer overlap, hoe groter de kans dat één van de landen die over een bepaald soort eenheden beschikt, deze desgevraagd ook werkelijk ter beschikking stelt van een specifieke VN-operatie. Het probleem is juist dat bepaalde soorten eenheden, vooral ondersteunende eenheden en politiefunctionarissen, onvoldoende vertegenwoordigd zijn in het Unsas.

Het permanente staande VN-vredesleger van globaal 5000 militairen lijkt niet meer op de politieke agenda te staan. Daarom stelden deze leden de volgende vragen:

3.1 Laat de situatie in Oost Timor niet zien, dat zo'n vredesmacht, die snel (d.w.z. binnen 48 uur) kan optreden, nog steeds een na te streven ideaal is?

3.2 Is Nederland voornemens zich hiervoor te blijven inzetten?

Een permanent staande VN-vredesmacht is nog steeds een na te streven ideaal, maar de ervaring van de afgelopen jaren heeft laten zien dat een dergelijke strijdmacht ook op de middellange termijn niet haalbaar is. De regering heeft daarom de prioriteit gelegd bij de versterking van het Unsas, onder meer door deelneming aan de Shirbrig.

3.3 Is het kabinet bereid documenten te overhandigen die licht werpen op de vraag hoe de initiatiefnemers destijds dit plan operationeel hadden uitgewerkt?

Ja. Gevoegd zijn de drie belangrijkste documenten op dit terrein, te weten de Canadese en Nederlandse «non papers» terzake en de logistieke studie die is uitgevoerd door de « Friends of Rapid Reaction».

Er wordt, nu met steun van de Europese top, volop gewerkt aan het DCI (Defense Capability Initiative). Het kwam deze leden voor dat er binnen de NAVO bepaald niet efficiënt wordt gepland. Zij stelden derhalve de volgende vragen:

Is het juist, dat de EU-landen binnen de NAVO een budget van 60% van de omvang van de Amerikaanse bijdrage leveren en slechts 10% van de capaciteit bezitten?

4.2 Wordt dit veroorzaakt door nationale ambities, nationale defensie-industriëen en allerlei stokpaardjes van aparte legeronderdelen?

4.3 Geeft dit niet aan, dat een hoger budget voor Defensie prematuur is en dat eerst efficiënter samengewerkt moet worden en taakspecialisatie nagestreefd moet worden?

4.4 In de EVDI-discussies wordt steeds gesteld, dat «onnodige» duplicaties vermeden moeten worden. Is er inmiddels een definitie van «onnodig»?

Volgens het Britse «International Institute for Strategic Studies» bedragen de gezamenlijke defensieuitgaven van de EU 169 971 miljoen dollar en die van de VS 265 890 miljoen dollar. De conclusie dat de EU circa 64% van het VS-budget uitgeeft, is dus op zichzelf juist. Het tweede deel van de vergelijking, de uitspraak over de gevechtskracht, is moeilijk te verifiëren.

Blijkens de vorig jaar gehouden Weu-Audit schiet Europa vooral tekort op de deelgebieden strategische transportcapaciteit, inlichtingen en commandovoeringscapaciteiten («C2»). Dit beeld wordt bevestigd door de bevindingen in het kader van het «Defence Capabilities Initiative» (DCI) in de Navo. Tijdens de luchtoperaties rond Kosovo hebben de VS het leeuwendeel van de vluchten uitgevoerd.

Het spreekt vanzelf dat de Amerikaanse krijgsmacht effectiever en doelmatiger is dan de samenwerkende krijgsmachten van de vijftien EU-landen. Niettemin moeten de Europese landen er naar streven doelmatiger samen te werken. Dit kan onder meer door poolvorming (zie ook mijn brief aan de Kamer over het Europese veiligheidsen defensiebeleid van 11 februari jl.). Niettemin kan niet worden uitgesloten dat ook additionele investeringen nodig zijn.

Tegen deze achtergrond – het streven naar doelmatigheid – spreekt het vanzelf dat onnodige duplicatie van inspanningen moet worden voorkomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat hoewel de EU wel een militair comité nodig zal hebben voor militaire adviezen, het niet de bedoeling is de defensieplanning in de Navo binnen de EU te dupliceren. Integendeel, de EU moet juist bij het uitwerken van de doelstellingen van Helsinki zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande capaciteit in de Navo.

4.5 Wordt in de EVDI-discussies serieus overwogen, dat de EU een militaire interventie zou kunnen uitvoeren waar de VS tegen is? Waar wordt dan aan gedacht?

Neen.

5. Vervolgens stelden de leden van de fractie van GroenLinks een serie vragen met betrekking tot kernwapens op grond van de volgende overwegingen.

In april begint in New York de toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV). Gezien het geringe resultaat van de tussenliggende «prepcoms» wordt door vele deskundigen ernstig getwijfeld aan de bereidheid van de kernwapenstaten om verdere stappen te ondernemen in de richting van nucleaire ontwapening. De volgende ontwikkelingen hebben hiertoe bijgedragen: beloftes gemaakt tijdens de NAVO-top in april 1999 om alternatieven voor het nucleaire beleid te bekijken, hebben slechts geresulteerd in paragraaf (44) in het officiële communiqué van de ministersvergadering van de Noord-Atlantische Raad.

Er lijkt vóór december 2000 niets op dit gebied te gebeuren. Bovendien houdt Nederland nog steeds vast aan haar kernwapentaak (de kernbommen op Volkel), waarmee Nederland een boodschap de wereld instuurt die haaks staat op de vaak beleden zorgen over nucleaire ontwapening;

de afwijzing door de Amerikaanse Senaat van het CTBT (kernstop verdrag), waardoor de inwerkingtreding van dat verdrag onmogelijk wordt gemaakt;

de plannen van de Amerikaanse regering om een antiraketschild aan te leggen waardoor het ABM verdrag aangetast wordt;

de nieuwe Russische strategische doctrine, waarin het belang van kernwapens toeneemt;

de stagnatie in het START II en III proces, terwijl er geen zicht is op unilaterale nucleaire ontwapening;

de voortgezette hoge paraatheid van de kernwapenstrijdmachten van de kernwapenstaten; waardoor de wereld nog steeds aan de rand van de nucleaire afgrond balanceert;

de voortgezette kernwapenwedloop in Zuid Azië, waarin de «voorbeeldfunctie» van de kernwapenstaten en hun bondgenoten (zoals de NAVO-lidstaten voor de VS) een belangrijke rol spelen.

Zij vroegen:

5.1 Deelt de minister de zorgen voor deze ontwikkelingen? Zo ja, is hij bereid om nog voor de NPV conferentie aan te dringen op veranderingen in het beleid van de kernwapenstaten?

Ja. Met de Europese kernwapenstaten wordt voornamelijk overleg gevoerd in het kader van de EU. Dit overleg spitst zich toe op de totstandkoming van een «gemeenschappelijke positie» gericht op de aanstaande NPV Toetsingsconferentie. Met de Verenigde Staten wordt regelmatig van gedachten gewisseld over nucleaire non-proliferatie, kernwapenbeheersing en -ontwapening. In dat verband is de bezorgdheid van de regering over de komende NPV-toetsingsconferentie uitgesproken. Deze bezorgdheid wordt overigens door de Amerikaanse regering gedeeld.

Wil hij:

5.2 Aandringen op onderhandelingen over de terugtrekking van de Amerikaanse kernbommen van Europees grondgebied, eventueel als onderdeel van de START III onderhandelingen?

Sinds het einde van de Koude Oorlog is het aantal substrategische kernwapens in Europa drastisch verminderd. Verdere vermindering van dit aantal is niet verantwoord zonder diepgaande reducties aan Russische zijde. Wel hoopt de regering dat de onderhandelingen over Start-III ruimte zullen bieden voor een dergelijke verdere vermindering.

5.3 Erop aandringen dan de NAVO de paragraaf-32 procedure versnelt?

De Ministeriële Noord Atlantische Raad (NAR) van december 1999 is overeengekomen dat de uitkomsten van de paragraaf 32 discussie zullen worden gepresenteerd aan de NAR van december 2000. In dat opzicht kan «het proces» niet worden versneld. Wel is het belangrijk binnen de Navo de behandeling van de voor de NPV Toetsingsconferentie relevante onderwerpen met voorrang aan te pakken. Dit wordt door Nederland bepleit.

5.4 Aandringen op het «de-alerten» van de strategische kernwapenarsenalen van de kernwapenstaten?

Nee. Een belangrijk deel van de strategische kernwapenarsenalen is al ge-«de-alert». «De-alerting» van alle strategische kernwapens van de kernwapenstaten zou de stabiliteit echter kunnen verminderen zolang er geen goede technische verificatiemogelijkheden bestaan.

5.5 Zijn eerder in de Kamer geuite afkeer van het VS antiraketschild ook overbrengen aan de Amerikaanse regering?

De regering heeft haar bezorgdheid over de neveneffecten van een besluit tot plaatsing van een National Missile Defense-systeem verschillende keren geuit, onder meer voor de wapenbeheersing en de relatie met Rusland en China. Er wordt bij de VS op aangedrongen te blijven streven naar overeenstemming met Rusland over de aanpassing van het Anti-Ballistic Missile-verdrag. Eenzijdige opzegging van het ABM-verdrag kan immers een negatieve uitwerking hebben op de gehele ontwapeningsagenda. De regering verwelkomt de Amerikaanse bereidheid tot een inhoudelijke discussie inzake NMD binnen de Navo en is bereid hierover een zakelijke dialoog met de VS te voeren.

5.6 Aandringen op zowel de ratificatie van het CTBT door de Amerikaanse Senaat als van START II door de Russische Doema?

Ja.

6. Op 24 februari jl. werd bekend gemaakt, dat – in het kader van het «Stockpile-steward programme» – de Amerikanen nieuwe kernwapens aan het ontwikkelen zijn. Het betreft thermo-nucleaire wapens, die zonder testen kunnen exploderen. Zij vroegen dientengevolge:

6.1 Zou de regering deze ontwikkeling kunnen bevestigen?

Hoe verhoudt zich de bovengenoemde bekendmaking tot de eerdere mededelingen dat het «Stockpile-steward programme» slechts op onderhoud van de bestaande systemen is gericht?

Neen.

De leden van de fractie van GroenLinks achtten de Defensienota en de begroting doordesemd met de ervaringen uit de oorlog in Kosovo. Zij misten echter een serieuze evaluatie door het kabinet. Zij stelden daarom de volgende vragen:

7.1 Wat is de stand van zaken met betrekking tot deze evaluatie?

7.2 Wat is de oorzaak van de vertraging?

Wordt de kritische studie van Clingendael hierbij betrokken? Of wordt de publicatie van het aangekondigde boek van Rob de Wijk afgewacht?

Wordt precies aangegeven welke (aanvankelijke) doelen wel of niet zijn bereikt?

Wordt de consequentie van de verslechterende relatie met de Russische Federatie ook betrokken in deze evaluatie?

7.6 Wordt de milieuschade in de evaluatie besproken?

7.7 Komt de (wan)verhouding civiele doelen en militaire doelen aan de orde?

7.8 Wordt het uitsluiten van grondtroepen besproken?

De interdepartementale evaluatie van de Kosovo-crisis is op 22 maart jl. aan de Kamer aangeboden. De evaluatie is interdepartementaal voorbereid en onderwerp geweest van ampel politiek beraad. Het gaat om een belangrijk vraagstuk, dat evenals in andere Navo-landen, zorgvuldig is bestudeerd. De defensie-evaluatie van de Nederlandse militaire bijdrage aan de operaties rond Kosovo is ook op 22 maart jl. aan de Kamer verstuurd.

8. In een uitzending van het VPRO programma «Argos» (18 feb. jl.) zijn sterke aanwijzingen boven tafel gekomen dat er vorig jaar bij de beëindiging van de Kosovo-oorlog plannen waren om Britse en Amerikaanse troepen naar Pristina te sturen om de Russische troepen die onderweg waren, voor te zijn. Daarmee zou een ernstige confrontatie met Rusland worden geriskeerd. Zij vroegen of de minister de bedoelde aanwijzingen kon bevestigen. En zo ja, of Nederland ook was betrokken bij deze operatie?

Neen.

9. De Amerikaanse krijgsmacht treft voorbereidingen voor het militariseren van de ruimte, zoals blijkt uit de plannen van het zogenaamde «Space Command». Daarmee worden naar de mening van deze leden lang-bestaande afspraken over het demilitariseren van de ruimte geschonden. Zij stelden de vraag of Nederland betrokken was bij deze programma's.

Nee. Nederland is niet betrokken bij programma's waarbij afspraken over het demilitariseren van de ruimte worden geschonden. In Navo-verband is Nederland betrokken bij «Theater Missile Defense»-programma's. Die programma's zijn niet strijdig met de bepalingen van het ruimteverdrag.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave


XNoot
1

De bijlagen bij dit verslag zijn ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 125 433.

Naar boven