nr. 93c
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 10 december 1999
Het kabinet constateert dat de commissie nog aanleiding ziet tot het stellen
van een enkele vraag.
De leden van de fractie van het CDA deelden mee dat zij behoefte hebben
aan een verdere verduidelijking van het gestelde in de memorie van antwoord
met betrekking tot de premieverdeling. Zij citeren de zin: «vanwege
het feit dat voor de Werkloosheidspremie (AWF en wachtgeldfondsen tezamen)
een verdeling geldt van 50%–50% werkgevers respectievelijk werknemersdeel,
zal de AWF-premie voor werkgevers gelijkmatig dalen.» Het wetsvoorstel
leidt tot een verschuiving van WW-lasten van het AWF naar de wachtgeldfondsen.
Zonder nadere correctie zou de AWF-premie (die zowel door werkgevers als werknemers
wordt opgebracht) kunnen dalen, terwijl de wachtgeldpremie (die uitsluitend
door werkgevers wordt betaald) zou stijgen.
Deze uitkomst past niet in het beleid van het kabinet om de totale WW-lasten
(wachtgeld en AWF) in een verhouding 50–50 door werkgevers en werknemers
te laten financieren. De AWF-premie 2000 is daarom zodanig vastgesteld dat
de totale WW-lasten ook volgend jaar in de verhouding 50–50 door werkgevers
en werknemers worden gefinancierd.
De lastenstijging die voor werkgevers voortvloeit uit het wetsvoorstel
in de wachtgeldfondsen is hierdoor volledig gecompenseerd in de premiestelling
voor werkgevers in het AWF. Aangezien werknemers geen wachtgeldpremie betalen,
was er ook geen reden de AWF-premie voor werknemers (geïsoleerd bezien)
te verlagen als gevolg van het wetsvoorstel.
De leden van de vaste commissie vragen voorts om een reactie op de aan
mij gerichte brief van de Sectorraad Commerciële dienstverlening.
De sectorraad somt in zijn brief twee bezwaren op die in verband met dit
wetsvoorstel van belang zijn.
Ten eerste stelt de sectorraad dat het wetsvoorstel ten opzichte van de
premie van 8.13% leidt tot een stijging van 1.12 procentpunt en dat het wetsvoorstel
leidt tot een onevenredige lastenstijging. Deze cijfers zijn niet juist. Zowel
de stijging van de premie als van de lasten blijft voor de sector uitleenbedrijven
in 2000 achter bij de gemiddelde lasten- en premiestijging in de wachtgeldfondsen.
Het Lisv heeft voor het jaar 2000 de premie voor de sector uitleenbedrijven
vastgesteld op 8.13%. Dit is inclusief de gevolgen die voortvloeien
uit het wetsvoorstel en niet, zoals abusievelijk door de sectorraad wordt
verondersteld, exclusief, die effecten.
De premie in de sector uitleenbedrijven stijgt van 1999 op 2000 slechts
marginaal, van 8.08% tot 8.13% punt. De lasten aan WW-uitkeringen in de sector
uitleenbedrijven stijgen in 2000 met 13%, de gemiddelde stijging over alle
sectoren bedraagt 14%.
Het tweede hoofdbezwaar dat de sectorraad aanvoert is dat het wetsvoorstel
belemmerend zou werken op de reïntegratie van werklozen. Ik deel die
opvatting niet. Een werkloze met een WW-uitkering die via een uitzendbureau
gaat werken, komt niet ten laste van het wachtgeldfonds van de sector uitleenbedrijven
indien betrokkene binnen 26 weken wederom werkloos wordt en er nog geen nieuw
recht op uitkering is opgebouwd. Dan herleeft het oude uitkeringsrecht, ten
laste van het AWF en niet van enig wachtgeldfonds. Wie na meer dan 26 weken
werk via een uitzendbureau werkloos wordt, komt wel ten laste van de sector
uitleenbedrijven. Dit is evenwel ook in de huidige situatie het geval. Het
wetsvoorstel brengt daar geen verandering in.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst