26 553
Uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot de sociale ziektekostenverzekering is aangewezen en tijdelijke wijziging van de indexering van de loongrens alsmede wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Zelfstandigen in Zfw)

nr. 28c
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 oktober 1999

In de verwachting dat de leden van Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Eerste Kamer de navolgende antwoorden bevredigend zullen vinden, stel ik met genoegen vast dat de Commissie de openbare beraadslaging thans voldoende voorbereid acht.

De leden van de Commissie merken op problemen te hebben om bijvoorbeeld een WAO-er met een klein bedrijfje uit het ziekenfonds te laten stromen.

Op grond van de gegevens die de rijksbelastingdienst ter beschikking staan blijkt dat het hier gaat om circa 25 000 uitkeringsgerechtigden die de ziekenfondsverzekering moeten verlaten omdat zij naast hun uitkering werkzaam zijn als zelfstandige en hun totale belastbaar inkomen boven de grens van f 41 200 komt.

Met betrekking tot de in dit verband gestelde vraag of mensen als gevolg van de voorgestelde maatregel onverzekerd zullen worden merk ik het volgende op.

Zelfstandigen kunnen op grond van de verklaring die zij begin november van de rijksbelastingdienst zullen krijgen, zelf vaststellen of zij na 1 januari 2000 een ziekenfondsverzekering of een particuliere verzekering moeten nemen en of hun huidige verzekeringsvorm al dan niet wijzigt. In dat opzicht is vergissen niet mogelijk.

Er resteert dan een termijn van ongeveer twee maanden om van verzekering te veranderen. Ook werknemers wier loon de loongrens overstijgt hebben – nadat de nieuwe loongrens bekend is – eenzelfde termijn van twee maanden. In deze situatie is in de praktijk een dergelijke periode lang genoeg gebleken om zich te oriënteren op een andere verzekering. Ik acht deze termijn dan ook voldoende om een verantwoorde keuze te maken voor een nieuwe verzekeringsmaatschappij. Ook het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft al eerder aangegeven dat deze termijn voldoende is.

De zelfstandigen die door dit wetsvoorstel worden geraakt worden in de voorlichtende brochures uitvoerig geïnformeerd over wat zij in voorkomende gevallen moeten doen. Daarnaast wordt er een telefonische hulpdienst gerealiseerd. En hoewel er in de voorlichting uitdrukkelijk op wordt gewezen dat men de nieuwe verzekering moet regelen vóór 1 januari 2000, bestaat er voor de wettelijke ziektekostenverzekeringen de facto een langere termijn om over te stappen voordat men problemen krijgt als gevolg van termijnoverschrijding. Voor de ziekenfondsverzekering heeft men 60 dagen nadat die verzekering is ingegaan de tijd om zich aan te melden, voor de standaardpakketpolis zelfs vier maanden nadat men niet langer ziekenfondsverzekerd is. Degenen die het echt niet gelukt is om binnen twee maanden een keuze te maken hebben daarmee dan nog een zekere uitloop.

Alles bijeen bezien kan derhalve gesteld worden dat als gevolg van deze nieuwe maatregel niemand onverzekerd behoeft te zijn. Eerder kan van het tegendeel worden gesproken waar deze maatregel er juist toe leidt een adequate verzekeringsbescherming te bieden voor de zogeheten kleine zelfstandigen van wie, volgens recente gegevens van het CBS, een deel vanwege de relatief hoge kosten van een particuliere verzekering, thans onverzekerd is.

De leden van de Commissie vragen, in het verlengde van het antwoord op de vragen van de leden van de fracties van de SGP en het RPF/GPV, naar de mogelijkheden om een middeling over een periode van vijf jaar in plaats van drie jaar toe te passen.

Dit om een jaarlijkse wijziging in de verzekering als gevolg van sterke inkomensfluctuaties bij met name bepaalde groepen agrarische ondernemers, te voorkomen.

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel lag het oorspronkelijk in het voornemen de verzekering te baseren op het belastbaar inkomen van één jaar. In mijn brief van 21 december 1998 waarin ik de toenmalige Ziekenfondsraad heb verzocht een uitvoeringstoets te verrichten, heb ik nadrukkelijk gevraagd naar de gevolgen van het hanteren van één peiljaar. Daarnaast heb ik aangegeven dat ik het van belang achtte de belangenorganisaties van zelfstandigen zoals MKB Nederland en LTO Nederland bij de uitvoeringstoets te betrekken met het oog op eventuele uitvoeringsaspecten die specifiek relevant konden zijn voor de betrokken categorie.

In het rapport van de Ziekenfondsraad van 27 januari 1999 is mij in verband met het gegeven dat met name in de agrarische sector de inkomens van jaar tot jaar fors kunnen verschillen, in overweging gegeven uit te gaan van een gemiddelde van drie jaren. Ik heb deze aanbeveling van de Ziekenfondsraad, waarin MKB Nederland en LTO Nederland zitting hadden, vervolgens overgenomen.

Op basis van meerjarige inkomensgegevens van de Commissie over verschillende agrarische branches is door de rijksbelastingdienst het effect van een termijnverlenging tot 5 jaar bezien. Uitgaande van de gemiddelde inkomens binnen de gepresenteerde vijftien branches blijkt de verlenging slechts voor één branche effect te hebben. Hoewel het effect voor de individuele agrarische ondernemer kan afwijken, maakt dit wel de beperkte betekenis van de termijnverlenging zichtbaar.

Tenslotte zend ik u in afschrift de concepten van de voorlichtingsbrochures van De Belastingdienst en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), alsmede de conceptregeling «Tijdvak en inkomen ziekenfondsverzekering zelfstandigen».1

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

De bijlagen zijn ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 124590.

Naar boven