26 532
Wijziging van de regulerende energiebelasting en de inkomstenbelasting met het oog op het bevorderen van energiezuinig en milieuvriendelijk gedrag

nr. 70b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 10 december 1999

De vragen die door de leden van de CDA-fractie en de PvdA-fractie zijn gesteld, worden door mij mede namens de bewindslieden van Economische Zaken, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij beantwoord.

De leden van de CDA-fractie vernemen van de regering graag de relatie tussen de omvang van de opbrengsten van de vergroening en het benutten daarvan voor groene prikkels. Zij krijgen de indruk dat de inning vooral is gericht op de inkomsten voor de schatkist gelet op de f 500 miljoen uitgetrokken voor groene prikkels ten opzichte van de f 4 miljard aan opbrengsten.

Ik wil graag de indruk bij deze leden wegnemen dat de in het regeerakkoord opgenomen vergroening/verschuiving gericht is op vergaren van inkomsten voor de schatkist. De opbrengsten van de vergroening en verschuiving worden geheel teruggesluisd naar burgers en bedrijven. Daarbij is voor gezinnen gekozen voor een verlaging van loon- en inkomstenbelasting in het kader van de belastingherziening 2001. Voor de bedrijven geschiedt dit door een verlaging van de belastingdruk op winst uit onderneming via verschillende instrumenten. Voor de wijze waarop de opbrengsten worden teruggesluisd verwijzen wij naar de belastingplannen 1999 en 2000, alsmede bijlage 13 van de miljoenennota 2000 (Kamerstukken II, vergaderjaar 1999–2000, 26 800, nr. 1). In tegenstelling tot hetgeen deze leden suggereren is de inning van belastinggelden als gevolg van de verhoging van de belastingdruk op het groene vlak derhalve in het geheel niet gericht op het vergaren van inkomsten voor de 's-Rijks schatkist uitmondend in een verlaging van het financieringstekort.

Evenmin is het de opzet van de vergroening/verschuiving om de gehele belastingopbrengst terug te sluizen via groene prikkels. Wel wordt, om de milieu-effectiviteit in termen van CO2-reductie van de vergroenings- en verschuivingsoperatie te vergroten, alsmede milieuvriendelijk gedrag verder te stimuleren, f 500 miljoen van de opbrengst op een meer specifieke manier teruggesluisd, en wel door dit bedrag aan te wenden voor de introductie van positieve prikkels. Daarmee kan volgens het CPB op langere termijn een verhoging van de CO2-reductie tussen de 2 tot 5 Mton worden bereikt ten opzichte van een variant waarin de gehele opbrengst generiek zou worden teruggesluisd. De omvang van deze positieve prikkels is mede gebaseerd op een door het CPB/ECN doorgerekend selectief pakket aan positieve prikkels, waarbij is gezocht naar een gunstige verhouding tussen enerzijds belastingderving en anderzijds milieueffect. In dit verband verwijzen wij naar de derde rapportage van de werkgroep vergroening van het fiscale stelsel d.d. 12 november 1997 en de achterliggende rapportages van het CPB en het ECN ter zake.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de achtergrond van de keuze om bij dit wetsvoorstel voor het fiscale instrument te kiezen in plaats van voor een subsidie. Zij wijzen in dit verband op de kritiek van de Algemene Rekenkamer in dezen en vragen de bewindslieden om hun mening daarover nog eens uiteen te zetten. In het rapport «Belastingen als beleidsinstrument» (Kamerstukken II, 1998/99, 26 452, nrs. 1–2) beveelt de Algemene Rekenkamer aan dat de inzet van belastingen als beleidsinstrument zorgvuldig en expliciet moet worden afgewogen, waarbij naast de voordelen ook de nadelen aan de orde moeten komen. In zijn reactie op het rapport heeft de eerste ondergetekende van dit wetsvoorstel aangegeven dat hij deze aanbeveling onderschrijft, zij het dat daarbij wel moet worden aangetekend dat bedoelde afwegingen thans ook al plaatsvinden, maar dat deze niet altijd neerslaan in schriftelijke stukken. Mede naar aanleiding van deze aanbeveling heeft hij voorts de toezegging gedaan om met een toetsingskader voor fiscale instrumenten te komen.

Wat het onderhavige wetsvoorstel betreft. zijn bedoelde afwegingen overigens bij verschillende gelegenheden aan de orde geweest. Zo is in de memorie van toelichting aangegeven dat gekozen is voor een fiscale maatregel om belasten en belonen in dezelfde wet te verankeren. Op deze wijze kan de beloning terecht komen bij degene die ook de lasten van de (verhoging van de) regulerende energiebelasting ervaart. In aanvulling hierop is bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangegeven dat ook uit oogpunt van uitvoering de gekozen vormgeving de voorkeur verdient.

De leden van de CDA-fractie merken op het niet voor de hand liggend te achten dat een zo belangrijke rol wordt toegekend aan de energiebedrijven. Zij vragen of de garantie kan worden gegeven dat de individuele aanvrager zijn rechten immer geldend kan maken.

In de gekozen systematiek, waarbij de energiepremie via de regulerende energiebelasting de burger zal bereiken, is een cruciale rol toebedeeld aan het energiebedrijf. Op grond van artikel 36p mag het energiebedrijf de uitgekeerde energiepremie immers in mindering brengen op de door hem af te dragen regulerende energiebelasting. Zoals is uiteengezet in de memorie van toelichting brengt dit grote voordelen met zich wat de uitvoering en de eenvoud van de regeling betreft. De energiebedrijven hebben reeds geruime tijd ervaring met maatregelen op het gebied van energiebesparing bij burgers en bedrijven. Voorts zijn zij een herkenbare instantie, die in staat zijn ieder huishouden te bereiken.

Om de rechten van de burger in dezen te garanderen is naar aanleiding van het advies van de Raad van State in artikel 36p, derde lid, voor de aanvrager van een energiepremie de mogelijkheid geopend om in geval van een geschil met het energiebedrijf over het al dan niet toekennen van de premie een verzoek te doen aan de inspecteur om in dat geval een uitspraak te doen. De inspecteur beslist hierop bij voor bezwaar vatbare beschikking. De beslissing van de inspecteur zal worden bekend gemaakt aan het energiebedrijf, dat gehouden is gevolg te geven aan die beslissing. Hiermee is de rechtsgang voor de burger gegarandeerd.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de energiepremie in voldoende mate terecht zal komen bij alle bevolkingsgroepen, dus ook bij lagere inkomens en ouderen.

Bij het samenstellen van de lijst met de te premiëren apparaten en voorzieningen is ernaar gestreefd om een breed scala aan maatregelen voor energiepremie in aanmerking te laten komen. Voorts wijs ik erop dat huishoudens die zelf voorzieningen aan de woning aanbrengen (de zogenaamde «doe-het-zelf» maatregelen) in deze regeling de mogelijkheid hebben om van de energiepremie-regeling te profiteren. Mede met het oog op het beschikbaar stellen van de energiepremie voor lagere inkomens is tenslotte in artikel 36p, vijfde lid, de mogelijkheid opgenomen om via specifieke programma's aanvullende regelingen, zoals de inzet van zogenoemde «E-teams» en «zachte leningen», ook de leden van de fractie van de PvdA vragen hiernaar, te ondersteunen. Zoals ik bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal heb aangegeven, buigt zich op dit moment een werkgroep over de vormgeving van de specifieke programma's bedoeld in artikel 36p, vijfde lid. Ik heb bij die gelegenheid toegezegd dat ik het advies van die werkgroep, zodra dat is afgerond. met een voorstel aan de Kamer zal doen toekomen. De afronding van dit advies moet nog plaatsvinden.

De investeerders in de land- en tuinbouwsector, de leden van de fractie van het CDA vragen hiernaar, komen niet aanmerking voor de energiepremieregeling, die is gericht op huishoudens, maar wel voor de milieu-investeringsaftrek. De milieu-investeringsaftrek voor het jaar 2000 zal, naast investeringen die in de land- en tuinbouw worden toegepast, overigens worden verbreed naar industriële toepassingen. Ten aanzien van kerken, verenigingen en sportorganisaties, deze leden vragen daarnaar, moge ik verwijzen naar de bij de behandeling van het wetsvoorstel belastingplan 2000 ingediende zesde nota van wijziging. op grond waarvan enerzijds is voorzien in een uitbreiding van de teruggaafregeling voor monumentale kerken naar alle kerken en een nieuwe teruggaafregeling in het leven zal worden geroepen voor non-profitinstellingen die zich blijkens hun statuten de uitoefening ten doel stellen van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard. De sportsector zal worden gecompenseerd via toevoeging van f 30 miljoen aan de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport.

De leden van de CDA-fractie spreken hun zorg uit over de perceptiekosten van de energiepremieregeling. De perceptiekosten bestaan uit de kosten van de energiebedrijven als compensatie voor de administratieve lastendruk en de kosten die de belastingdienst maakt voor het toezicht houden op de naleving van de regelgeving alsmede de afhandeling van eventuele bezwaar- en beroepschriften. De perceptiekosten zijn gebaseerd op de door middel van een voorcalculatie berekende kosten. om tot een goede raming te komen is voor het aantal handelingen uitgegaan van een schatting op basis van de door de energiesector aangeleverde gegevens. Aan de hand van het geschatte aantal handelingen is uitgegaan van de gebruikelijke verhouding aanslagen (het door de energiesector geschatte aantal verzoeken) versus bezwaar- en beroepschriften. Achteraf zal door middel van een nacalculatie worden afgerekend. Dit betekent dat de uitbetaalde perceptiekosten niet hoger zullen kunnen worden dan de werkelijk gemaakte kosten.

De leden van de fractie van de PvdA refereren aan de toezegging die ik heb gedaan tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal om die Kamer voor het kerstreces op de hoogte te stellen van de uitwerkingsvoorstellen. Ik zal aan die toezegging voldoen vóór de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal en zal een afschrift van de desbetreffende brief aan u doen toekomen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven