Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26528 nr. 82d |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26528 nr. 82d |
Vastgesteld 9 juni 2000
De commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat heeft naar aanleiding van de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 januari 2000 inzake de bestuurlijke positie van de gemeente Bathmen (Kamerstukken I, 1999–2000, nr. 82c) op 27 januari 2000 een brief aan de minister geschreven (bijlage 1). De minister heeft deze brief bij brief van 23 februari 2000 beantwoord (bijlage 2).
De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde overleg.
Den Haag, 27 januari 2000
De commissie Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat heeft zich beraden op uw brief d.d. 13 januari 2000. Naar aanleiding van uw opmerkingen met betrekking tot de gemeente Bathmen, dat de provincie Overijssel zich bereid heeft verklaard een nieuwe Arhi-procedure te starten, nadat het wetsvoorstel herindeling Twente is aanvaard, is de commissie van mening dat de positie van de gemeente Bathmen niet afhankelijk mag worden gesteld van de besluitvorming met betrekking tot het wetsvoorstel herindeling Twente. Zij spreekt de hoop uit dat u uw invloed zult aanwenden om de provincie Overijssel hiervan te overtuigen.
Waar het gaat om uw opmerkingen met betrekking tot het oostelijk deel van Diepenveen heeft de inhoud van uw brief de commissie zeer bevreemd. U deelt mee dat de provincie op de hoogte is van de wens van de Kamer met betrekking tot Diepenveen-oost. Tijdens de behandeling van wetsvoorstel 25 653 Gemeentelijke herindeling van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen heeft de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Van de Vondervoort, echter het volgende toegezegd: «De vraag was of ik bereid zou zijn, te bevorderen dat Bathmen en het oostelijk deel van Diepenveen in één of meer landelijke gemeenten zouden worden ingedeeld. Ik heb op deze vraag nadrukkelijk geantwoord dat ik ertoe bereid ben te bevorderen ..., waarna ik de letterlijke tekst van de vraag heb aangehaald. Hiermee heb ik naar mijn stellige overtuiging precies toegezegd wat er van mij werd ge- vraagd. ..... Ik hoop dat de verhoudingen zo zijn, dat wij elkaar zo serieus nemen, dat een dergelijke toezegging dan staat en zal worden uitgevoerd, en dat de politieke bedoeling die de vier fracties en ik hebben gehad met het stellen van de vraag en het doen van de toezegging, hiermee gewoon door alle betrokkenen serieus wordt genomen in het verdere proces.» (Handelingen I, 1997–1998, nr. 36, blz. 1846, middenkolom). De commissie is van mening dat de mededeling dat de provincie op de hoogte is van de wens van de Kamer een te magere invulling geeft aan deze toezegging.
Gaarne verneemt de commissie uw nadere reactie op het hierboven gestelde.
De Griffier van de Commissie,
M. Hordijk
23 februari 2000
Bestuurlijke positie gemeente Bathmen
In uw brief van 27 januari jl. vraagt uw nogmaals aandacht voor de bestuurlijke positie van de gemeente Bathmen. In aanvulling op mijn brief van 13 januari jl. deel ik u het volgende mee.
U bent van mening dat de positie van de gemeente Bathmen niet afhankelijk mag worden gesteld van de besluitvorming met betrekking tot het wetsvoorstel herindeling Twente. Uitgaande van de opheffing en samenvoeging van Bathmen met een of meer andere (delen van) gemeenten moet echter worden vastgesteld dat, vóórdat de besluitvorming inzake het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in Twente is afgerond, de positie en mogelijkheden met betrekking tot de gemeente Bathmen in het kader van een arhi-procedure niet goed kunnen worden beoordeeld. Van belang hierbij is ook de aangenomen motie Hoekema/Liemburg (kamerstukken II 1997/98, 25 653, nr. 12), waarin de Tweede Kamer onder andere overweegt dat Bathmen niet als zelfstandige gemeente kan blijven bestaan en als haar mening uitspreekt dat Bathmen moet worden betrokken bij een volgend herindelingsvoorstel in Overijssels verband. Gelet hierop zijn de mogelijkheden tot samenvoeging van Bathmen met een of meer andere gemeenten beperkt. Uw Kamer heeft de wens uitgesproken dat Bathmen en het oostelijk deel van de gemeente Diepenveen worden ingedeeld bij een of meer landelijke gemeenten. In de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel herindeling Twente heb ik reeds aangegeven dat voor een oplossing voor Bathmen in dat kader tijdens een bestuurlijk overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van Bathmen, Holten, Rijssen, Deventer en het provinciaal bestuur op 8 november 1998 onvoldoende bestuurlijk draagvlak aanwezig bleek. In verband met de zorgvuldigheid van de procedure en de noodzaak van een spoedige voortgang van het wetsvoorstel herindeling Twente heb ik indertijd geconcludeerd dat een definitieve oplossing voor de gemeente Bathmen in het kader van dat wetsvoorstel niet mogelijk is. Dat neemt niet weg dat de besluitvorming rond dit wetsvoorstel van belang is voor de mogelijkheden met betrekking tot de gemeentelijke indeling van Bathmen. Onder meer van belang is de bestuurlijke toekomst van de gemeente Holten. Het wetsvoorstel strekt ertoe deze gemeente samen te voegen en de gemeente Rijssen. Alvorens meer duidelijkheid bestaat over de bestuurlijke toekomst van de gemeente Holten en zolang deze gemeente onderdeel uitmaakt van een in procedure zijnd wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling is het bestuurlijk en procedureel niet wenselijk een arhi-procedure met betrekking tot de gemeente Bathmen te starten, aangezien daarin immers alle mogelijke varianten moeten kunnen worden beoordeeld. In dit licht acht ik het zeer begrijpelijk dat het provinciebestuur van Overijssel de bereidheid heeft uitgesproken een arhi-procedure ten aanzien van Bathmen te starten nadat de besluitvorming over het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente is afgerond.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 24 januari 2000 heb verwoord, is het mij zeer wel bekend dat de toenmalige staatssecretaris, mevrouw Van de Vondervoort, tijdens de schriftelijke voorbereiding van het desbetreffende wetsvoorstel in uw Kamer de bereidheid heeft uitgesproken om te bevorderen dat Bathmen en het oostelijk deel van Diepenveen worden opgenomen in een of meer nieuwe landelijke gemeenten. Over die toezegging, die geheel overeenkwam met en niet verder ging dan hetgeen door uw Kamer was gevraagd, heeft ook tijdens de plenaire behandeling in uw Kamer een uitgebreide discussie plaatsgevonden. Een gedeelte van die discussie is in uw brief van 27 januari geciteerd. Nadrukkelijk heeft de toenmalige staatssecretaris met betrekking tot die toezegging – wellicht ten overvloede – de kanttekening geplaatst dat in de nadere (voorbereiding van) wetgeving nog andere betrokkenen ook hun inbreng hebben. Op de uitkomst van de wettelijke arhi-procedure kan immers niet vooruit worden gelopen. De discussie zoals die indertijd is gevoerd, vanzelfsprekend inclusief het standpunt van uw Kamer, is ook bij het provinciebestuur van Overijssel bekend. Zoals gezegd heb ik er vanuit een oogpunt van bestuurlijke en procedurele zorgvuldigheid begrip voor dat het provinciebestuur de arhi-procedure voor Bathmen c.a. eerst kan starten nadat over de bestuurlijke positie van andere mogelijk daarbij betrokken gemeenten helderheid bestaat. In dat kader is afronding van de besluitvorming over het wetsvoorstel tot herindeling van Twente eveneens gewenst.
U merkt tenslotte in uw brief op van mening te zijn dat de mededeling dat de provincie op de hoogte is van de wens van de Kamer een te magere invulling geeft aan hetgeen door de toenmalige staatssecretaris is toegezegd. Vanzelfsprekend is in het overleg dat ik met het provinciebestuur over het starten van een arhi-procedure heb gehad, uitgebreid hierover gesproken. Ik kan mij indenken dat dit met de desbetreffende opmerking in mijn brief van 13 januari jongstleden onvoldoende pregnant is overgekomen. Ik neem evenwel aan met deze brief hierover voldoende helderheid te hebben verschaft.
Uw brief van 27 januari jl. en mijn antwoord van heden zal ik vanzelfsprekend ook ter kennis brengen van het provinciebestuur van Overijssel, zodat dit onderwerp opnieuw nadrukkelijk de gewenste aandacht krijgt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19992000-26528-82d.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.