26 528
Wijziging van de grens tussen de gemeenten Deventer en Gorssel, tevens provinciegrens tussen Overijssel en Gelderland

nr. 82a
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 30 november 1999

Met genoegen heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag. Het wetsvoorstel gaf alleen de leden van de fracties van GroenLinks. SGP, RPF/GPV en OSF aanleiding tot het stellen van vragen. In antwoord op de gestelde vragen merk ik het volgende op.

De leden van de fractie van GroenLinks stelden voor de economische ontwikkelingsmogelijkheid voor Deventer te zoeken binnen het industriegebied bij Apeldoorn en achtten het wetsvoorstel onnodig. Zoals reeds vermeld in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag merk ik op dat het bedrijventerrein De Kar niet voor alle bedrijven als vestigingsplaats aantrekkelijk is, omdat daar geen aansluiting is voor de voor Deventer kansrijke typen bedrijvigheid. te weten: media, grafische industrie, agro-business, zakelijke dienstverlening en metaal. Van belang is tevens dat in regionaal verband (stadsgewest Stedendriehoek) is gekozen voor de realisatie van een tweetal bedrijventerreinen langs de A1 – om te komen tot een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling van het stadsgewest, zonder onevenredig zware claims te leggen bij een van de centrumgemeenten, is er voor gekozen om zowel in het westelijke deel (De Kar) als het oostelijke deel (Epse-noord) van het stadsgewest een bedrijventerrein langs de A1 te realiseren. Een en ander is vastgelegd in de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van het stadsgewest Stedendriehoek.

De leden van de fractie van GroenLinks suggereerden tevens, met verwijzing naar de situatie rond Bathmen, om in plaats van deze grenscorrectie een integraal voorstel voor deze regio te maken. Over de positie van de gemeente Bathmen heb ik op 17 juni jl. overleg gevoerd met gedeputeerde staten van Overijssel. Dit provinciebestuur is bereid, nadat het wetsvoorstel herindeling Twente door de Eerste Kamer is aanvaard, aan een nieuwe arhi-procedure ten aanzien van Bathmen haar medewerking te verlenen. Ik acht het, gelet op de urgentie van de bedrijventerreinbehoefte van de gemeente Deventer, niet opportuun om de onderhavige grenscorrectie te laten wachten op de uitkomst van dit proces, dat immers niet op korte termijn kan worden afgerond.

De leden van de fracties van SGP en RPF/GPV vonden de keuze voor de bestemming van Epse-noord als bedrijventerrein merkwaardig in het licht van het feit dat provinciale staten van Gelderland in hun meest recentestreekplan (1996) expliciet niet voor deze aanwijzing hebben gekozen. Het is inderdaad zo dat provinciale staten van Gelderland geen voorstander zijn van de keuze voor Epse-noord als bedrijventerrein. Juist daarom was het niet mogelijk deze grenscorrectie bij gelijkluidend provinciaal besluit te realiseren, waardoor uiteindelijk een wetsvoorstel noodzakelijk werd. In het onlangs gepresenteerde voorontwerp van het streekplan Overijssel wordt de locatie Epse-noord, vooruitlopend op de grenswijziging, overigens wel als bedrijventerrein aangemerkt.

Het lid van de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) is van mening dat extra bedrijventerrein de spanning op de arbeidsmarkt vergroot. Dit lid vroeg of – gelet op de schaarste aan open ruimte – de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen op nationaal niveau zou moeten worden bezien en afgeremd. De aanwijzing van bestemmingen van gebieden gebeurt overeenkomstig de wettelijke procedure van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De inbreng op rijksniveau is daarbij via de provinciale planologische commissies verzekerd.

Met betrekking tot de spanning op de arbeidsmarkt kan worden opgemerkt dat in de regio Deventer, die overigens geen vertrekoverschot kent, zeker in de stad nog sprake is van een vrij hoog werkloosheidspercentage. Hoewel het aanbieden van bedrijventerrein niet de enige manier is om die werkloosheid te bestrijden, is het toch van belang dat de stad Deventer bedrijven kan aantrekken. Als hiervoor geen geschikte bedrijventerreinen voorhanden zijn (en deze situatie dreigt gezien de huidige voorraad bedrijventerrein) is dit niet mogelijk. Daarnaast is reeds eerder aangegeven dat ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen noodzakelijk is om ook de autonome groei van het eigen bedrijfsleven te kunnen accommoderen.

Het lid van de OSF-fractie was van mening dat het niet aanleggen van een industrieterrein Epse-noord een stimulans zal zijn voor de lokale overheid en het lokale bedrijfsleven om efficiënter met de ruimte in de bestaande bedrijventerreinen om te gaan en merkte tevens op dat Deventer was vergeten de vrijkomende, nu leegstaande, stukken weer af te trekken bij de gepresenteerde aantallen hectaren uitgegeven bedrijventerrein. Uit de in de voorgaande stukken geschetste cijfers blijkt naar mijn mening dat intensiever ruimtegebruik geen alternatief kan zijn voor uitbreiding van de hoeveelheid bedrijventerrein in deze regio.

Het niet ontwikkelen van Epse-noord als bedrijvenlocatie zou derhalve leiden tot het ontwikkelen van andere – wellicht landschappelijk meer waardevolle – locaties als bedrijventerrein. Navraag bij de gemeente Deventer leerde mij dat de vooronderstelling dat in de gepresenteerde cijfers de vrijkomende en leegstaande stukken grond niet zijn meegenomen, onjuist is. De opmerking suggereert, dat vrijkomende bedrijfskavels weer voor bedrijfsvestiging in aanmerking komen, hetgeen in een groot aantal gevallen echter niet het geval is. Ter illustratie: in het gebied rond de binnenstad waar thans een herstructureringsoperatie wordt uitgevoerd, is een relatief groot aantal bedrijfslocaties vrijgekomen. De desbetreffende bedrijven zijn veelal verplaatst naar het bedrijventerrein Kloosterlanden, terwijl de vrijkomende locaties zijn ingevuld met hoogwaardiger en intensievere functies zoals kantoren, woningen en onderwijsvoorzieningen.

Het lid van de OSF-fractie vroeg voorts waarom niet van tevoren een mer-onderzoek heeft plaatsgevonden, waarin de verschillende opties, waaronder de nul-optie, zijn vergeleken en of nog wel gesproken kan worden van een zorgvuldige procedure. Zoals gesteld in de nota naar aanleiding van het verslag is een milieueffectrapportage met betrekking tot de locatie Epse-noord in het kader van de grenscorrectie nog niet aan de orde. Pas bij het vaststellen van een ruimtelijk plan dient een milieueffectrapportage te worden vastgesteld. Het opstellen van een dergelijk rapport dient dan te geschieden door het bevoegd gezag van het te ontwikkelen gebied. Vanzelfsprekend zal het gemeentebestuur van Deventer aan dit vereiste moeten voldoen. Overigens is Epse-noord uit meerdere planologische verkenningen/onderzoeken als voorkeurslocatie naar voren gekomen, in eerste instantie in het voorontwerp-structuurplan en daarna ook in de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van het stadsgewest Stedendriehoek.

Tenslotte vroeg het lid van de OSF-fractie waarom geen concreet verkeersonderzoek en een kostenplaatje van het gebied wordt gepresenteerd. Inzake de ontwikkeling van het bedrijventerrein Epse-noord zal in samenwerking met de provincies Overijssel en Gelderland en mogelijk Rijkswaterstaat een onderzoek worden uitgevoerd naar de ontsluiting van het terrein. Doelstellingen van dit onderzoek zijn in ieder geval om te komen tot een goede en adequate ontsluiting van het bedrijventerrein en het zekerstellen van een goede verkeersafwikkeling en -doorstroming op de N48 en de N348, ook in regionaal verband.

Overigens moet worden geconstateerd dat Epse-noord bij uitstek een locatie is waar optimaal aangesloten kan worden op bestaande infrastructuur, zowel weg als rail. Nagenoeg elke andere locatie zou hebben geleid tot de noodzaak om extra infrasfructuur aan te leggen. Een treinhalte op deze plaats zou kunnen worden gerealiseerd door middel van het door het stadsgewest Stedendriehoek nagestreefde light-rail-traject in dit gebied. Bovendien zou een dergelijke voorstadhalte op de lijn Zutphen-Deventer een belangrijke rol kunnen spelen voor het bestaande bedrijventerrein Kloosterlanden en de woonwijk Colmschate. Een eventuele extra belasting van het bestaande wegennet rond Deventer kan niet enkel worden toegeschreven aan de realisatie van het bedrijventerrein Epse-noord. Indien de bedrijventerreinbehoefte van Deventer opgevangen zou worden door andere locaties of door intensivering van bestaande bedrijventerreinen, zoals het lid van de OSF-fractie voorstelde, zou dit ook leiden tot een extra belasting van het bestaande wegennet, waaronder de A1.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven