26 498
Wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de evaluatie van de bijstandsverlening aan zelfstandigen

nr. 49
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 26 oktober 1999

Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. In het voorstel wordt in onderdeel b van het nieuwe zesde lid van artikel 8 gesproken over de verplichting van belanghebbende zich te onderwerpen aan begeleiding door een door burgemeester en wethouders aangewezen derde. Vervolgens spreekt de memorie van toelichting over een «organisatie die in de voorbereidingsperiode voor de begeleiding zal worden ingeschakeld». Moet te allen tijde een organisatie worden ingeschakeld of is het ook mogelijk dat de aangewezen derde een persoon is? Kan de minister iets meer zeggen over de kosten van deze begeleiding, die overigens voor 90% voor rijksvergoeding in aanmerking komen? Is het woord «onderwerpen» in hetzelfde artikel met opzet gekozen of zou beter kunnen worden gesproken over «verplichting»?

De minister heeft relatief veel tijd nodig voor voorlichting aan de gemeenten. Deze voorlichting is gezien de evaluatie echt nodig. Welke stappen heeft de minister genomen c.q. welke voornemens heeft hij, om deze voorlichting inhoud te geven?

De leden van de VVD-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en wilden graag van de gelegenheid gebruik maken de minister nog een vraag te stellen. In de memorie van toelichting legt de minister herhaalde malen de nadruk op het belang van het volgen van cursussen (m.n. in de voorbereidingsperiode) om de slaagkans voor de starter te vergroten. De minister is bereid om o.a. voor dit doel gelden ter beschikking te stellen (zie bijv. par. 3.2, 3.3 memorie van toelichting. De leden van de VVD-fractie vroegen de minister hoe dit standpunt zich verhoudt tot het beleid van de regering om te komen tot afschaffing van de vestigingswetgeving waardoor het in verreweg de meeste sectoren mogelijk wordt dat starters zonder diploma een bedrijf kunnen beginnen en waarom derhalve de minister bereid is gelden ter beschikking te stellen in het kader van de Algemene bijstandwet voor het volgen van cursussen door starters.

De leden van de fractie van de PvdA betuigden hun instemming met een versterkte inzet om bijstandsgerechtigden de helpende hand te reiken om als zelfstandige in hun levensonderhoud te gaan voorzien. Zij hadden nog een enkele vraag over de relatie tussen de fiscale startersfaciliteiten en de systematiek van de Algemene bijstandswet. De fiscale startersfaciliteiten maken het mogelijk – ook al is het bedrijfsresultaat (op jaarbasis) voor afschrijvingen positief – de fiscaal belastbare bedrijfsresultaten op nul te doen uitkomen. Is het in deze gevallen redelijk de inkomensondersteuning te continueren waar andere bijstandsgerechtigden (per maand) te maken hebben met een inkomens- en vermogenstoets?

De voorzitter van de commissie,

Van den Broek-Laman Trip

De griffier voor dit verslag,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling: Jaarsma (PvdA), Veling (RPF/GPV), Van den Broek-Laman Trip (VVD) (voorzitter), Van Leeuwen (CDA), Van den Berg (SGP), Hofstede (CDA), Bierman (OSF), Hessing (D66), Ruers (SP), Wolfson (plv. voorzitter), De Jong (CDA), Swenker (VVD), Kneppers-Heijnert (VVD), De Wolff (GL).

Naar boven