26 461
Wijziging van de Politiewet 1993 en de Wet politieregisters in verband met de overdracht van het beheer van het Korps landelijke politiediensten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

nr. 71a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 7 december 1999

Het voorbereidend onderzoek gaf de fracties van CDA en PvdA aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie memoreerden dat dit wetsvoorstel beoogt het beheer van het Korps landelijke politiediensten over te dragen van de minister van Justitie aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het uitgangspunt daarbij is dat door de beheersmatige aansturing vanuit één punt de afstemming tussen de regionale politiekorpsen en het KLPD verder kan worden verbeterd en meer eenvormigheid in het beheer kan worden gerealiseerd.

Daarmee wordt een eerste stap gezet in de uitwerking van het regeerakkoord waar het gaat om het verduidelijken van de verantwoordelijkheden inzake het centrale politiebeheer op rijksniveau, aldus de memorie van toelichting.

De leden van de CDA-fractie hadden behoefte aan verduidelijking op de volgende vragen.

De scheiding van beheer en beleid, (en daarmee samenhangend: het gezag) vindt, zoals bekend, zijn oorsprong in het gezagdualisme zoals dat ook in de Politiewet 1993 is neergelegd. Is de minister van mening dat deze scheiding de doelmatigheid in het functioneren van de politie op de diverse niveaus bevordert?

In het wetsvoorstel blijkt op tal van plaatsen dat voor het beleid ten aanzien van de taken van het KLPD het zwaartepunt bij de minister van Justitie ligt. Gelijktijdig wordt het beheer geconcentreerd bij de minister van BZK. Ligt daaraan een conceptie van bestuurlijke organisatie ten grondslag? Zijn daarvan meer voorbeelden en wil de regering dat ruimer toepassen, bijvoorbeeld door ook andere diensten zoals de Kmar, de AID en de ECD met behoud van de verantwoordelijkheid van de qua beleid verantwoordelijke ministers onder beheer van de minister van BZK te plaatsen?

Leidt de opvatting over de gewenste beheersmatige aansturing van de politie, zoals neergelegd in het regeerakkoord en blijkens de memorie van toelichting ook in dit wetsvoorstel, er op termijn toe dat ook de regionale korpsen qua beheer rechtstreeks onder de minister van BZK zullen gaan vallen?

Komt door dit wetsvoorstel de Raad voor het KLPD, m.n. waar het gaat om de totstandkoming van het beleidsplan, niet klem te zitten tussen de opstellers van het ontwerp en de minister(s), die hun instemming moeten geven aan het beleidsplan? Is het juist, zoals in de memorie van toelichting is opgemerkt, dat in de positie van de Raad geen wijziging komt door dit voorstel, gezien het bovenstaande? Wat is in dit verband de betekenis van de evaluatie van het KLPD?

De leden van de PvdA-fractie zeiden met het voorstel tot overheveling als zodanig te kunnen instemmen. Wel wilden de leden van de fractie naar aanleiding van de memorie van toelichting (stuk nr. 3) en de nota naar aanleiding van het verslag (stuk nr. 6) enkele kanttekeningen plaatsen en vragen stellen.

Op advies van de Raad van State is in de memorie van toelichting een passage opgenomen over de doelstellingen van het wetsvoorstel. Meerdere malen komen in de memorie van toelichting en nota naar aanleiding van het verslag aan de orde: grotere slagvaardigheid en transparantie, verbeteren van de eenvormigheid, en versterking van doelmatigheid en effectiviteit. Op een enkele uitzondering na (de nota naar aanleiding van het verslag noemt het belang van een zorgvuldige, effectieve en efficiënte opsporing) komen juist voor overheidsorganisaties extra belangrijke doelen als rechtmatigheid en zorgvuldigheid niet voor. Betekent dit dat aan deze aspecten minder belang wordt gehecht in verhouding tot de herhaaldelijk genoemde, algemene en voor alle profit en non profit organisaties gebruikelijke doelstellingen?

De nota naar aanleiding van het verslag kondigt een wetsvoorstel tot verdergaande concentratie van beheersbevoegdheden op rijksniveau bij de minister van BZK.

Dit voornemen wekt bevreemding bij de leden hier aan het woord, te meer gelet op hetgeen in het regeerakkoord over de politieorganisatie is vastgelegd. Wanneer zal er gelegenheid zijn het debat hierover ten principale te voeren?

Daarop vooruitlopend het volgende. Meerdere malen wordt verwezen naar de afspraak in het regeerakkoord deze kabinetsperiode geen grootscheepse herziening van de Politiewet 1993 te doen plaatsvinden, waardoor een «bestel»discussie dan ook niet in de rede ligt. Hoe verhoudt dit zich met de vergelijking van de relatie rijk-korpsen met die van de Nederlandse politie als concern met 26 politiekorpsen als werkmaatschappijen terzake van de beheersmatige voorzieningen? Wat is in die visie de samenhang tussen het concern-concept voor het beheer en een van «de hoekstenen van ons politiebestel, het duale gezag van burgemeester en officier van justitie» met betrekking tot de taakuitvoering van de politie?

In hoeverre holt de landelijke controle op de wijze waarop centraal vastgestelde thema's in beleidsplannen worden vertaald en de wijze waarop de beschikbare middelen worden besteed dat duale gezag niet uit? Welke gevolgen heeft deze visie voor de inrichting van de informatiehuishouding van de politieorganisatie en de positie van de CRI? Welke overwegingen spelen daarbij mee als het gaat om realistische waarborgen voor beveiliging van systemen en van persoonsgegevens?

De voorzitter van de commissie Justitie,

Hirsch Ballin

De voorzitter van de commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat,

Witteveen

De griffier van de commissies,

Hordijk


XNoot
1

Samenstelling:

Justitie: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Jurgens (PvdA), Le Poole (PvdA), Hirsch Ballin (CDA) (voorzitter), Ruers (SP), Lodders-Elfferich (CDA), Rosenthal (VVD) (plv. voorzitter), Kohnstamm (D66), Kneppers-Heijnert (VVD), Timmerman-Buck (CDA), De Wolff (GL).

Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat: Holdijk (SGP), Rensema (VVD), Bierman (OSF), Wiegel (VVD) (plv.voorzitter), Luijten (VVD), Ruers (SP), Terlouw (D66), Pastoor (CDA), Van Schijndel (GL), Bemelmans-Videc (CDA), Dölle (CDA), Tan (PvdA) en Witteveen (PvdA)(voorzitter).

Naar boven