26 412
Wijziging van de Gemeentewet en de Wet van 18 december 1997, met betrekking tot de vormgeving van de lokale lastenverlichting van f 100

nr. 4a
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 20 oktober 1999

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de inbreng van de verschillende Eerste-Kamerfracties. Graag gaan wij in op de gestelde vragen.

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat de gemeentelijke milieuheffingen (zoals voor afvalstoffen) zijn bedoeld om het beginsel «de vervuiler betaalt» te benadrukken. Zij vragen zich af of de f 100,– maatregel geen inbreuk maakt op dit principe.

Het kabinet ziet de verlaging van de lokale lasten niet als strijdig met het beginsel «de vervuiler betaalt». Gemeenten hebben de keuze via welke belasting zij de lastenverlichting doorgeven. Het gaat hierbij om de onroerende-zaakbelastingen voor gebruikers, de afvalstoffenheffing en het rioolafvoerrecht. Ook is het mogelijk de lastenverlichting van toepassing te laten zijn op een combinatie van deze belastingen. Voor gemeenten die kiezen voor een verlaging van de reinigingsheffingen, blijft ook na voorgenoemde verlaging in dezelfde mate als nu de mogelijkheid aanwezig om de tarieven te differentiëren naar de mate van vervuiling.

Door de leden van de PvdA-fractie wordt opgemerkt dat als gemeenten de gelden voor de lastenverlichting op een andere, meer indirecte, wijze aan hun burgers ten goede willen laten komen dit niet strijdig is met de wetsbepaling «De Raad kan bepalen..».

Het op indirecte wijze vormgeven van de lastenverlichting is niet in strijd met de letter van het wetsvoorstel, maar wel in strijd met de geest van het wetsvoorstel. In 1997 heeft het kabinet met de VNG inzake de f 100,– maatregel afspraken gemaakt. Toen is verondersteld dat na een periode van 2 jaar de lastenverlichting in hoge mate in de gemeentelijke heffingspraktijk zou zijn beklijfd.

Daarom is afgesproken het vanaf het jaar 2000 aan de gemeenten over te laten op welke wijze zij de lastenverlichting vormgeven. Daarbij heeft het kabinet opgemerkt dat het ervan uitgaat dat gegeven de structurele toevoeging aan het gemeentefonds, de lastenverlichting ook structureel zal worden ingezet door de gemeenten. De afspraak dat gemeenten vormvrij zijn in de wijze van doorgeven van de lastenverlichting is neergelegd in de bepaling van het wetsvoorstel «De raad kan bepalen..». De bedoeling van het kabinet dat de lastenverlichting structureel wordt verstrekt door gemeenten is onveranderd en wordt ook weergegeven in de memorie van toelichting.

De leden van de PvdA-fractie stellen zich de vraag hoe toezicht wordt gehouden op de uitvoering van deze wet, met name nu het preventief toezicht op de gemeentelijke belastingheffing is afgeschaft. Voorts informeren zij of het kabinet gebruik wenst te maken van haar vernietigingsbevoegdheid ex artikel 268 van de Gemeentewet, en zo ja of dit geen bewerkelijk en bovendien zwaar middel is.

Jaarlijks wordt via de Monitor Lokale lasten op macro-niveau de ontwikkeling van de lokale lasten in beeld gebracht. De wijze waarop de f 100,– maatregel door gemeenten wordt uitgevoerd maakt onderdeel hiervan uit. Als uit de Monitor Lokale lasten in 2001 mocht blijken dat de uitvoering van de f 100,– maatregel te wensen overlaat, zal dat voor het kabinet aanleiding voor heroverweging van de maatregel zijn. Daarnaast heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangegeven dat als blijkt dat een gemeente de lastenverlichting uitvoert in strijd met het rijksbeleid dit besluit als ultimum remedium zal worden voorgedragen voor spontane vernietiging (artikel 268 van de Gemeentewet). Hij heeft aangegeven dat er naar zijn mening sprake is van strijdigheid met het rijksbeleid als een gemeente de lastenverlichting uitsluitend aanwendt als algemeen dekkingsmiddel of uitsluitend ten behoeve van minimabeleid. Het model waarbij f 75,– wordt uitgekeerd aan ieder gezinshuishouden en de overige gelden worden ingezet voor gericht minimabeleid, valt volgens de regering nog net binnen de bedoeling van de wetgever. In de praktijk zijn tot nu toe bij slechts enkele gemeenten ambtsberichten ingewonnen terzake van de uitvoering van de lastenverlichting. Naar de mening van de regering is de toepassing van artikel 268 van de Gemeentewet geen onevenredig bewerkelijk en zwaar middel. Het is de meest terughoudende vorm van toezicht.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het rijk niet beter zelf aan belastingplichtigen de f 100,– kan uitreiken.

Aanleiding voor de f 100,– maatregel was de constatering dat de lokale lasten sinds de begin jaren '90 met name door het aangescherpte milieubeleid van het rijk (riolering en afvalverwijdering en -vernietiging) waren gestegen. Dit rijksbeleid leidde tot hogere kosten voor gemeenten, die via de betreffende heffingen aan de burger werden doorberekend. Door f 100,– lastenverlichting te geven via een korting op één of een combinatie van de gemeentelijke heffingen, wordt juist deze lastendruk verminderd.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe hoog de administratieve kosten zijn van de uitvoering van de lokale lastenverlichting.

Over de hoogte van de uitvoeringskosten voor gemeenten zijn geen cijfers bekend. Wij gaan ervan uit dat de uitvoeringskosten kunnen worden opgevangen binnen het geheel aan compensatie voor lastenverlichting dat aan de gemeenten is verleend. Aangezien de groei van het gemeentefonds doorgaans groter is dan de groei van het aantal gezinshuishoudens, is de compensatie ook in de tijd gezien toereikend om de uitvoeringskosten eruit te kunnen betalen.

Bij nota van wijziging is bepaald dat de regering bij koninklijk besluit mag bepalen dat het onderhavige wetsvoorstel vervalt, mits niet vóór 1 januari 2002. De leden van de PvdA-fractie vragen in welke relatie deze bevoegdheid staat tot het recht van de Staten-Generaal als medewetgever en als medevaststeller van de begroting.

In 2001 zal de regering, op basis van de uitkomsten van de Monitor Lokale lasten 2001, een standpunt bepalen of de nu voorliggende regeling kan worden gecontinueerd of dat er aanleiding is voor een andere structurele regeling. In het eerste geval zullen de Staten-Generaal geïnformeerd worden over het kabinetsstandpunt tot continuering van de voorliggende regeling. In het tweede geval zal een tot wijziging van de lastenverlichting strekkend wetsvoorstel voorgelegd worden aan het Parlement. In beide gevallen zullen de Staten-Generaal bij de besluitvorming betrokken worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen, of het niet beter zou zijn het bedrag van f 680 miljoen eenvoudig te storten in het gemeentefonds zodat de gemeenten zelf kunnen bepalen op welke wijze het bedrag van f 100,– aan de huishoudens van de burgers dan wel aan de huishouding van de gemeente ten goede kan komen.

Het bedrag van f 680 miljoen is in 1998 structureel toegevoegd aan het gemeentefonds met als doel lokale lastenverlichting voor alle gezinshuishoudens. Het voorliggende wetsvoorstel is bedoeld om de gemeenten in staat te stellen voortaan zelf te bepalen op welke wijze zij het bedrag van f 100,– ten goede willen laten komen aan de huishoudens, met de mogelijkheid om dit desgewenst op dezelfde wijze te blijven doen als gedurende de afgelopen twee jaar. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van het kabinet dat de gemeenten de aan hen ter beschikking gestelde middelen inzetten voor lastenverlichting. Dat wil zeggen een vermindering van de directe of indirecte aan de gemeente te betalen lokale lasten. Naar het oordeel van de regering biedt het wetsvoorstel voldoende ruimte voor een zorgvuldige uitvoering van het beleid.

De leden van de SP-fractie vragen of de formulering «De Raad kan bepalen» in artikel 229d niet beter kan worden vervangen door «De raad bepaalt», zodat de gemeenten daadwerkelijk verplicht worden de beoogde lastenverlichting ten aanzien van alle inwoners te effectueren. Zij vragen zich tevens af of er een garantie is dat alle gemeenten zich aan de wetsbepaling houden en conform de wet en de bedoeling van de wetgever zullen handelen. Verder vragen de leden van de SP-fractie of er inzicht bestaat in de wijze waarop gemeenten de lastenverlichting in de afgelopen periode hebben uitgevoerd, of gemeenten zich gehouden hebben aan de bedoeling van de wet en de wetgever. Ook vragen ze zich af of er gemeenten zijn die de wet niet dan wel niet naar behoren of niet volledig hebben uitgevoerd en welke dit dan zijn. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie zich af of het voornemen bestaat, indien de formulering «kan bepalen» wordt gehandhaafd, na te gaan en te controleren of de gemeenten de lastenverlichting conform de bedoeling van de wet en de wetgever zullen uitvoeren en zo ja of de Kamer daarover tussentijds wordt geïnformeerd.

De wijze waarop gemeenten de lastenverlichting uitvoeren wordt gemonitord door middel van de Monitor Lokale lasten. De Monitor wordt jaarlijks toegezonden aan de Tweede Kamer. Uit de Monitor Lokale lasten blijkt dat de gemeenten de lastenverlichting intensief en conform de bedoeling van de wetgever uitvoeren. Het aantal huishoudens (zowel huishoudens in zelfstandige- als onzelfstandige woonruimten) dat in 1999 de lastenverlichting heeft ontvangen, bedraagt 6,75 miljoen, bijna een score van 100%. Wij zijn van mening dat gezien deze goede uitvoering van de maatregel tot nu toe er geen aanleiding bestaat de afspraak met de VNG om de uitvoering van de maatregel vanaf 2000 vrij te laten ter discussie te stellen. Zoals gezegd, zal het kabinet aan de hand van de Monitor in 2001 bepalen of de feitelijke uitvoering aanleiding geeft voor een andere structurele regeling. Daarnaast kan het instrument van

spontane schorsing en vernietiging (artikel 268 Gemeentewet) toegepast worden als blijkt dat een gemeente bij de uitvoering van de lastenverlichting in strijd met het rijksbeleid handelt.

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven