nr. 248a
MEMORIE VAN ANTWOORD
De leden van de vaste commissie voor Wetenschapsbeleid en hoger onderwijs
ben ik zeer erkentelijk voor de voortvarende schriftelijke behandeling van
het wetsvoorstel.
De vragen uit het voorlopig verslag beantwoord ik mede namens mijn ambtgenoot
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
De leden van de CDA-fractie verzoeken om de financiële
gevolgen van het wetsvoorstel, die in de memorie van toelichting als saldobedrag
worden gepresenteerd, te voorzien van een meer gedetailleerde berekening.
Het saldobedrag komt tot stand door verschillende effecten te verrekenen.
Het eerste effect wordt gevormd door de extra inkomsten die hogescholen en
universiteiten naar verwachting ontvangen in verband met de indexering van
het collegegeld. Dit is per saldo een bedrag van f 18,7 miljoen, oplopend
naar f 74,9 miljoen vanaf 2002. Deze extra inkomsten zijn berekend
op basis van de geraamde ontwikkeling van het prijspeil van de gezinsconsumptie
voor 1999 (Macro-Economische Verkenningen 1999), te weten 1,75%, en op basis
van de studentenramingen voor respectievelijk hbo en wo. De aldus berekende
bedragen voor hbo en wo zijn in mindering gebracht op de OCW-begroting 1999
en zijn verwerkt in de meerjarencijfers. Het tweede effect bestaat uit compensatie
van de OCW-begroting voor de verhoging van de uitgaven in het kader van de
studiefinanciering . De verschillende financiële reeksen die zijn verwerkt
in de OCW-begroting zijn de volgende:
| 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
---|
Indexatie collegegeld hbo | – 11,8 | – 23,9 | – 36,0 | – 47,4 |
Indexatie collegegeld wo | – 6,9 | – 13,5 | – 20,2 | – 27,5 |
Subtotaal indexatie | – 18,7 | – 37,4 | – 56,2 | – 74,9 |
Compensatie in studiefinanciering | – 2,0 | –
3,0 | – 3,0 | – 6,0 |
Totaaleffect op begroting
OCenW | – 16,7 | – 34,4 | – 53,2 | – 68,9 |
De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens of er een afname van het
gebruik van de aanvullende beurs valt af te leiden uit de cijfers over de
afgelopen jaren. Dat is niet het geval. Het percentage van studenten die een
aanvullende beurs ontvangen, is juist tamelijk stabiel met uitzondering van
het jaar 1998, dat een duidelijke stijging vertoont. Dit laatste was een gevolg
van de «Wet van Otterloo» waarin een tweetal maatregelen was opgenomen,
die het bereik van de aanvullende beurs hebben uitgebreid (verhoging kortingsvrije
voet en verlaging kortingspercentage). Een en ander blijkt uit het volgende
overzicht.
| 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 |
---|
gem. wo | 20,80% | 23,30% | 24,15% | 24,38% | 27,51% |
gem. hbo | 35,13% | 36,24% | 34,52% | 35,19% | 39,76% |
gem. bol | 46,36% | 48,00% | 49,52% | 48,16% | 53,47% |
Ontvangers aanvullende beurs als % van ontvangers basisbeurs.
De aan het woord zijnde leden vragen voorts of er sprake is van echte
compensaties. Een basisstudiefinanciering kan immers, aldus deze leden, worden
omgezet in een beurs, in tegenstelling tot een aanvullende financiering.
Naar mijn oordeel is er sprake van een redelijke compensatie die wordt
bereikt door gebruik te maken van het stelsel van studiefinanciering. Bij
een laag ouderlijk inkomen volgt volledige compensatie via de aanvullende
beurs. De compensatie loopt vervolgens af naarmate het inkomen van de ouders
hoger is. De aanvullende beurs is, anders dan de leden van de CDA-fractie
veronderstellen, onderworpen aan dezelfde regels als de basisbeurs. Dat wil
zeggen dat na het behalen van de vereiste prestatie (21 studiepunten in het
eerste jaar, diploma binnen de diplomatermijn) ook de aanvullende beurs wordt
omgezet in een gift.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de indexering
van het collegegeld niet is gekoppeld aan de indexering van de basisbeurs.
Volgens deze leden is indexering van het één slechts dan te
rechtvaardigen als ook het ander wordt geïndexeerd.
Inderdaad is de basisbeurs vele jaren bevroren geweest, maar anders dan
de leden veronderstellen is de wettelijke indexering van de basisbeurs juist
dit jaar hersteld. De basisbeurs is dan ook per 1 januari jl. verhoogd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans