26 364
Samenvoeging van de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl

nr. 263b
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 25 juni 1999

Ik dank leden van de fracties van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor hun voorlopig verslag dat zij op 22 juni 1999 hebben vastgesteld. Het wetsvoorstel gaf alleen de leden van de fracties van het CDA en van GroenLinks aanleiding tot het stellen van vragen.

De leden van de fractie van het CDA vroegen hoe artikel 5 van het Europees Handvest inzake lokale autonomie dient te worden uitgelegd in het geval Nederland een wettelijk geregeld referendum kent.

Artikel 5 van het Handvest bepaalt dat wijzigingen van plaatselijke gebiedsgrenzen niet worden aangebracht zonder vooraf de desbetreffende plaatselijke gemeenschappen te raadplegen, zo mogelijk door middel van een referendum, waar dit wettelijk is toegestaan. Uit de woorden «zo mogelijk» volgt dat het Handvest in dergelijke situaties het houden van een referendum niet dwingend voorschrijft. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van het Handvest blijkt dat het raadplegen in de zin van artikel 5 rechtstreeks of indirect kan gebeuren. In Nederland gebeurt dit indirect door inschakeling van de gemeenteraad. Uit rechterlijke uitspraken is gebleken, dat daarmee voldaan wordt aan genoemd artikel 5. In het geval Nederland een wettelijk geregeld referendum zal kennen, wordt dit niet anders en kan de bestaande procedure op grond van de Wet algemene regels herindeling derhalve gehandhaafd blijven.

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen wat mijn invloed is op het instellen van op zijn minst een gemeentelijk steunpunt per huidige gemeente en wat het resultaat is van het onderzoek naar de mogelijkheden van binnengemeentelijke decentralisatie bij herindeling. De leden van de CDA-fractie vroegen of de nieuwe gemeente Bergen, indien deze mocht besluiten tot vormen van binnengemeentelijke decentralisatie of zelfbestuur een beroep kan doen op rijksmiddelen. Hierover merk ik op dat het aan het nieuwe gemeentebestuur zelf is om keuzen te maken over het instellen van steunpunten of over vormen van binnengemeentelijke decentralisatie. Ik kan daarop geen invloed uitoefenen. In de voordrachten bij de gelijkluidende raadsbesluiten is overigens als uitgangspunt voor uitwerking van de dienstverlening opgenomen: een centrale huisvesting, tevens bestuurscentrum en «loketten» in beide overige gemeenten. Dit is nader vastgelegd in het bestuursconvenant. Ik heb er derhalve alle vertrouwen in dat het nieuwe gemeentebestuur hierover een goede beslissing zal nemen.

Het door mij tijdens een Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit de Tweede Kamer toegezegde onderzoek naar de mogelijkheden van binnengemeentelijke decentralisatie is uitbesteed. Kort na de zomer worden de resultaten daarvan verwacht. Voor gemeentelijke besluiten tot vormen van binnengemeentelijke decentralisatie zijn echter geen specifieke rijksmiddelen beschikbaar.

De leden van de CDA-fractie merkten op dat door de verlengde zittingsduur het mogelijk is dat burgers pas in hun 23e of 24e jaar voor het eerst kunnen deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen. De leden vroegen zich af of deze ontwikkeling wel verenigbaar is met het door de Grondwet en de Kieswet gegarandeerde actieve en passieve kiesrecht voor het lokaal bestuur.

In maart 2002 vinden de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaats. De zittingstermijn van de nieuwe raden na de herindelingsverkiezingen zou bij het doorgaan daarvan 1 jaar en 4 maanden bedragen. Enkele algemene problemen van een korte raadsperiode zijn: het vinden van voldoende kandidaten en het moeilijk komen tot een behoorlijke uitvoering en ontwikkeling van beleid. Tevens kan het te kort op elkaar houden van verkiezingen een zekere verkiezingsmoeheid bij de kiezers tot gevolg hebben.

Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van een splitsing in de zittingstermijn in twee relatief korte periodes. De eerder genoemde argumenten tegen een zittingsperiode van 1 jaar en 4 maanden doen zich echter (zij het ongetwijfeld in iets mindere mate) gedurende twee korte zittingsperioden ook voor. Twee keer een korte zittingsperiode voor een nieuwe raad verdient daarom eveneens geen aanbeveling.

Gelet op het bovenstaande acht ik een zittingstermijn van 5 jaar en 4 maanden van gemeenteraden na een herindelingsverkiezing, zoals het gevolg is van het met algemene stemmen aanvaarde amendement van de leden Balemans en Duijkers (kamerstukken 26 364, nr. 6), een aanvaardbare oplossing. Dit betekent dat de zittingstermijn van de gemeenteraad na de herindelingsverkiezing loopt van 1 januari 2001 tot medio april 2006, wanneer weer reguliere gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. Er bestaat op zich zelf geen relatie tussen de kiesgerechtigde leeftijd en de zittingsduur van vertegenwoordigende organen. Het in de Grondwet en Kieswet neergelegde (actieve en passieve) kiesrecht verzet zich niet tegen een eenmalig verlengde zittingsduur van de gemeenteraad van 5 jaar en 4 maanden.

Tenslotte vroegen de leden van de CDA-fractie of ten aanzien van de gemeente Heiloo de periode van 25 jaar op dezelfde wijze geldt als voor gemeenten die bij herindeling of samenvoeging zijn betrokken. Zoals ook gesteld in de nota naar aanleiding van het verslag merk ik hierover op dat de gemeente Heiloo zelf gekozen heeft buiten deze herindeling te blijven. Daarmee is niet gezegd dat Heiloo per definitie van toekomstige herindelingsvoorstellen zal worden uitgesloten.

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen wat er kan en moet gebeuren opdat inwoners van Egmond voor die activiteiten waarbij ze een beroep moeten doen op het bestuurlijk centrum in Bergen niet voor onoverkomelijke moeilijkheden komen te staan. Tussen Bergen en de kernen van Egmond ontbreekt elk rechtstreeks openbaar vervoer. Hierover merk ik op dat er busverbindingen bestaan tussen de kernen in de huidige gemeenten Egmond en Bergen. Deze lopen inderdaad via Alkmaar, hetgeen mijns inziens evenwel geen onoverkomelijk probleem vormt. Daarnaast bestaat voor de nieuwe gemeente Bergen de mogelijkheid een steunpunt te openen in de oude gemeente Egmond.

Vervolgens vroegen de leden van de fractie van GroenLinks hoe het staat met het plan van aanpak voor geautomatiseerde ondersteuning van het ambtelijk apparaat na de gemeentelijke herindeling. Ik ga er van uit dat daarvoor door het uitstel tot 1 januari 2001 meer dan voldoende tijd is. De millenniumproblematiek speelt niet meer in het kader van deze samenvoeging. Er ligt overigens een concept-beleidsplan Informatie en Automatisering (I en A), inclusief advies over IT-infrastructuur en I en A beheersorganisatie van 29 april 1999. Hierin zijn voorstellen opgenomen over de wijze waarop de I en A-infrastructuren van de drie gemeenten concreet kunnen worden geïntegreerd c.q. verder ontwikkeld. Het concept bevat een plan van aanpak dat zich richt op de inrichting van de definitieve omgeving in de maanden september, oktober en november 1999.

De leden van de fractie van GroenLinks vroegen naar het draagvlak bij de inwoners voor de naam van de nieuwe gemeente. Bij een gezamenlijke vergadering van raads- en commissieleden van de drie gemeenten op 27 mei jl. is besloten dat «Bergen» de naam van de nieuwe gemeente moet zijn. Indien de nieuwe raad voor een andere naam opteert, kan de naam van de gemeente overigens worden gewijzigd op grond van de Gemeentewet.

Tenslotte vroegen de leden van de fractie van GroenLinks of de financiële gewenningsbijdrage zal worden verhoogd en of deze aanpassing dan ook van toepassing is op deze herindeling. Ik deel deze leden mee dat het onderzoek daarnaar gaande is en in het najaar zal worden afgerond. Mocht tot aanpassing van de systematiek met betrekking tot de gewenningsbijdrage worden gekomen, dan zal deze ook toepasbaar zijn op de nieuwe gemeente Bergen. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op de resultaten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven