nr. 201b
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met genoegen heb ik de voortvarendheid geconstateerd waarmee Uw Vaste
Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de behandeling van het onderhavige
wetsvoorstel ter hand heeft genomen. Ik hoop met onderstaande beantwoording
van de vragen en opmerkingen mijnerzijds een bijdrage te leveren aan een bevredigende
afwikkeling van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben geïnformeerd naar de uitoefening
van het regres in de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
(WAO).
Met betrekking tot het verhaalsrecht in de Anw heeft de Sociale Verzekeringsbank
met het Verbond van Verzekeraars een convenant gesloten waarbij alle verhaalbare
schade ten gevolge van overlijdensgevallen over de periode 1 juli 1996 (de
datum waarop de Anw in werking trad) tot en met 31 december 2000 per jaar
is afgekocht. In het eerste halfjaar van 2000 zullen partijen de voortzetting
van het convenant bespreken. Voor de WAO-uitkeringen waarvoor een derde partij
aansprakelijk is heeft het Landelijk Instituut Sociale Verzekering op 27 november
1998 een convenant gesloten met het Verbond van Verzekeraars. Daarin is afgesproken
op dossierbasis een bepaald percentage van de schade te vergoeden. Van de
bij het Verbond aangesloten schadeverzekeraars heeft 97% dit convenant ondertekend.
Het convenant loopt tot en met 31 december 2000 en ook met betrekking tot
dit convenant zullen partijen besprekingen voeren over de eventuele voortzetting.
In de Ziektewet is de mogelijkheid tot collectivering niet in de wet opgenomen.
Omdat de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding waarop naar
burgerlijk recht aanspraak kan worden gemaakt, praktisch veel problemen opleverde,
is een convenant gesloten waarin is geregeld hoe hiermee door partijen wordt
omgegaan. Net zoals in de WAO wordt op dossierbasis een vooraf bepaald percentage
van het schadebedrag door schadeverzekeraars vergoed.
De leden van de CDA-fractie hebben voorts gevraagd naar een toelichting
bij de keuze voor de Ziekenfondsraad als het aangewezen orgaan bij collectivering
van het regresrecht.
De mogelijkheid tot collectivering is in het wetsvoorstel opgenomen vanuit de gedachte dat hiervan een stimulans zal uitgaan voor partijen
om tot een andere vorm van schaderegeling te komen dan op basis van individuele
dossiers.
Daarnaast ligt in de ZFW en de AWBZ het individuele regresrecht in beginsel
bij een veelheid van ziektekostenverzekeraars, ziekenfondsen en uitvoerende
organen, terwijl in de andere sociale verzekeringswetten zowel het individuele
regresrecht als de mogelijkheid tot collectivering in één hand
ligt, namelijk bij respectievelijk de Sociale Verzekeringsbank en het Landelijk
Instituut Sociale Verzekering.
In het Nader Rapport is hierop ingegaan en is toegelicht waarom de collectivering
bij de Ziekenfondsraad is gelegd. Daarbij is overwogen dat het weliswaar tot
de theoretische mogelijkheid behoort dat ook individuele regresnemers met
schadeverzekeraars – al dan niet gezamenlijk – afspraken kunnen
maken over het betalen van een afkoopsom, maar het lag om praktische redenen
meer voor de hand om de Ziekenfondsraad, als beheerder van de gelden en gelet
op de wijze waarop collectivering in de andere sociale verzekeringswetten
is geregeld, met deze taak te belasten.
De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd of er een indicatie is dat
als gevolg van een verschuiving van het collectief naar het individu, een
groter aantal verkeersdeelnemers onverzekerd aan het verkeer gaat deelnemen.
Recente gegevens over het aantal niet-verzekerde houders van motorrrijtuigen
voor wie een verzekeringsplicht bestaat, zijn niet beschikbaar. Uit een onderzoek
uit 1993 naar mogelijke gedragseffecten als gevolg van uitbreiding van het
verhaalsrecht in de sociale verzekeringen (Research voor beleid, oktober 1993)
is geconcludeerd dat een daling van de verzekeringsgraad als gevolg van premiestijgingen
niet werd verwacht. Enerzijds wordt dit veroorzaakt doordat in Nederland de
verplichte WAM-verzekering bestaat (volgens het rapport is slechts 3% van
de autorijders onverzekerd), anderzijds omdat Nederlandse automobilisten in
het algemeen nauwelijks reageren op kostenstijgingen. Pas wanneer de premies
aanzienlijk zullen stijgen zal dit mogelijk kunnen leiden tot een geringe
toename van het aantal niet-verzekerde weggebruikers. Een effect dat zich
eerder zal voordoen is het omzetten van een «all-risk»-verzekering
naar een WA-verzekering. Ook het Verbond van Verzekeraars schat in dat een
geringe stijging van premies niet of nauwelijks effect zal hebben in de zin
van meer onverzekerde automobilisten. Voorts voert de Rijksdienst voor het
Wegverkeer – door vergelijking van gegevensbestanden – een actief
beleid op het gebied van opsporing van niet-verzekerde automobilisten.
Indien de veroorzaker van een verkeersongeval onverzekerd is, blijft uiteraard
de mogelijkheid tot verhaal op deze persoon zelf openstaan. Datzelfde geldt
ook voor veroorzakers die niet in Nederland verzekerd zijn.
Als er sprake is van een (buitenlandse) schadeverzekeraar die niet deelneemt
in de collectivering kan deze verzekeringsmaatschappij worden aangesproken
op de door een bij hem verzekerde persoon veroorzaakte schade. In de Nota
naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer is in dit opzicht al gewezen
op de omstandigheid dat schadeverzekeraars zich niet hoeven aan te sluiten
bij een collectiveringsafspraak. Omdat voor dat deel van de schade dan niet
gecollectiveerd is, blijft het individuele regresrecht van de ziektekostenverzekeraar
in stand.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers