nr. 36
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is enige wettelijke
voorzieningen te treffen teneinde uitvoering te geven aan het zetelverdrag
gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
en het Koninkrijk der Nederlanden van 18 september 1998 strekkend tot oprichting
van een Schots Hof zetelend in Nederland met het oog op de vervolging van
twee in dat verdrag genoemde verdachten en dat het wenselijk is dat genoemd
verdrag aan de goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
Het op 18 september 1998 te 's-Gravenhage totstandgekomen verdrag tussen
de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt goedgekeurd voor
Nederland.
Artikel 2
De Nederlandse wet is niet van toepassing op vrijheidsontneming of vrijheidsbeperking
ondergaan op last van een Schots Hof zetelend in Nederland voor
de strafrechtelijke vervolging van personen verdacht van de strafbare feiten,
bedoeld in het zetelverdrag gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden van 18 september 1998 binnen
aan dat Hof in Nederland ter beschikking staande ruimten.
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij is geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,