nr. 106a
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1
Vastgesteld 8 december 1998
Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de CDA-fractie
aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de
volgende vragen.
Deze leden achtten dit wetsvoorstel een vitale schakel in de overgang
door ons land van de gulden op de euro. Voor velen in ons land vormt die overgang
een ingrijpende en kostbare operatie die zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd
moet worden om verstoringen te voorkomen en de kosten te beheersen. Bij die
voorbereiding is het van cruciaal belang vooraf te weten welke regels met
betrekking tot de aangifte, heffing en betaling van de vele belastingen gedurende
en na de overgangsperiode zullen gelden opdat de overgangsoperatie in de systemen
van ondernemingen, instellingen en particulieren daarop kunnen worden afgestemd.
Het onderhavige wetsvoorstel zou daarover dan ook de hoogst mogelijke graad
van zekerheid moeten verschaffen.
Door de opeenstapeling van delegatiebepalingen in de wettekst schiet dit
voorstel, naar de mening van deze leden, daarin echter ernstig tekort.
Afgaande op de memorie van toelichting kunnen belastingplichtigen in de
overgangsperiode vanaf 1 januari 1999 (dus ook: vanaf een later jaar)
aangifte in euro's doen met betrekking tot in beginsel alle belastingen. De
belastingdienst volgt die keuze en berekent de belasting in de valuta waarin
aangifte is gedaan, communiceert in die valuta en aanvaardt (girale) betaling
in die valuta. De wettekst is aanzienlijk minder duidelijk. Artikel 2 bepaalt
dat de heffing en invordering van belastingen in de overgangsperiode plaatsvinden
in guldens. Artikel 3 bepaalt dat bij ministeriële regeling zal worden
vastgesteld voor welke belastingen de heffing en invordering geheel of gedeeltelijk
in euro's kan plaatsvinden. Dat schept de mogelijkheid (1) dat die keuzevrijheid
niet voor alle belastingen zal gelden (2) slechts «gedeeltelijk»
zal gelden (3) niet gedurende de gehele overgangsperiode zal gelden. Zo houdt
de staatssecretaris voorlopig de handen vrij ten detrimente van de rechtszekerheid.
Zekerheid zal er pas zijn op het moment dat de ministeriële regeling
openbaar zal worden. Wanneer zal dat zijn?
De onzekerheid met betrekking tot de gehele materie die deze wet beoogt
te regelen wordt nog vergroot door de algemene delegatiebepaling van artikel 19 die de bevoegdheid bevat om bij ministeriële regeling
nadere regels te stellen, zo nodig in afwijking van deze wet. Op willekeurig
welk moment kan bij eenvoudige ministeriële regeling willekeurig welke
bepaling van deze wet worden gewijzigd. Blijkens de toelichting op dit artikel
in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer (stuk nr. 5)
is deze bepaling nodig omdat de overgang van guldens op euro's voor de belastingdienst
«een ingewikkelde operatie is, met name automatiseringstechnisch».
De staatssecretaris zal zich er ongetwijfeld van bewust zijn dat hij deze
problemen en risico's met vele ondernemingen en instellingen deelt. Is het
zijn bedoeling door middel van dit artikel zijn interne risico's af te wentelen
op de belastingplichtigen?
Deze leden hadden met belangstelling kennis genomen van het door de Tweede
Kamer aanvaarde amendement (stuk nr. 8) op artikel 19 waarin de verplichting
de ministeriële regeling voor wettelijke goedkeuring aan de Staten-Generaal
voor te leggen is opgenomen. Aangezien een eventuele verwerping in die procedure
zal plaatsvinden lang nadat de ministeriële regeling in werking is getreden
vreesden deze leden dat het kwaad dan al zal zijn geschied.
Het onderhavige wetsvoorstel heeft betrekking op de rijksbelastingen zoals
gedefinieerd in artikel 1. Beschikt de regering over informatie hoe de onderhavige
materie is geregeld met betrekking tot andere belastingen en heffingen, zoals
die van de lagere overheden?
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Boorsma
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Boorsma (CDA) voorzitter, De Boer (GL), Van
Dijk (CDA), Stevens (CDA), Schuyer (D66), Hilarides (VVD), Rensema (VVD),
Van den Berg (SGP), Wöltgens (PvdA), Ter Veld (PvdA) en De Haze Winkelman
(VVD).