26 032
Goedkeuring van de op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantische Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Hongarije, de Republiek Polen en de Tsjechische Republiek

nr. 54
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN1

Vastgesteld 2 november 1998

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, hadden de eer het volgend verslag uit te brengen, waarbij zij enkele opmerkingen wilden maken en ook enkele vragen stellen. Indien door het ministerie van Buitenlandse Zaken tijdig en accuraat geantwoord wordt, stelden zij zich voor het wetsvoorstel op 1 december a.s. te kunnen afhandelen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie stelden er prijs op reeds bij de schriftelijke behandeling te verklaren dat zij het voorstel van wet zullen steunen.

De leden van de CDA-fractie hadden zich verbaasd over de traagheid waarmee de regering de goedkeuring van de protocollen betreffende de toetreding van Hongarije, Polen en de Tsjechische Republiek tot de NAVO (26 032) in gang heeft gezet. Deze protocollen waren op 16 december 1997 tot stand gekomen, de toelichting is nauwelijks meer dan twee bladzijden lang, de Raad van State had alleen redactionele opmerkingen, en toch werd het wetsvoorstel pas een vijf maanden na de ondertekening van de protocollen bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt. Had dit politieke redenen, of was dit alleen het gevolg van onachtzaamheid?

Wanneer was het voorstel bij de Raad van State aanhangig gemaakt, en wanneer heeft hij advies uitgebracht? Realiseerde de regering zich dat indiening van zo'n wetsvoorstel pal na de verkiezingen voor de Tweede Kamer ook niet bijdraagt aan een snelle afhandeling door die Kamer?

Het voorstel zelf zal de volle steun van de CDA-fractie krijgen.

De leden van de PvdA-fractie hadden met voldoening kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel dat goedkeuring inhoudt van de op 16 december 1997 te Brussel tot stand gekomen Protocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Hongarije, de Republiek Polen en de Tsjechische Republiek. De toetreding van juist deze nieuwe leden tot de NAVO weerspiegelt naar hun mening de grondige wijzigingen die zich in de veiligheidssituatie in Europa hebben voorgedaan.

Specifieke vragen en opmerkingen

De steun voor dit wetsvoorstel door de leden van de fractie van de VVD betekent echter niet dat de van de aanvang af bestaande bedenkingen niet blijven bestaan, met name t.a.v. tempo en omvang van de voorgenomen uitbreiding. Genoemde leden konden zich niet aan de indruk onttrekken dat Hongarije, Polen en de Tsjechische Republiek nog niet geheel klaar zijn met hun aanpassingsproces, terwijl ook moeilijk is in te zien waarom aan deze landen wel en aan Roemenië en Slovenië niet een uitnodiging tot toetreding is gericht. Eveneens meenden zij dat Rusland de NAVO-uitbreiding nog steeds niet geaccepteerd heeft en daardoor ook nauwelijks constructief gebruik maakt van de Permanente Gemeenschappelijke Raad. Zij zouden het oordeel van de regering op prijs stellen over deze punten en wensten tevens de volgende specifieke vragen te stellen:

1. Waarop berust de positieve evaluatie van het beleid van de drie toetredingskandidaten, gezien het feit dat de protocollen geen enkele substantiële toezegging bevatten?

2. Welke inzet heeft de regering ten aanzien van verdere uitbreiding en welke «geëigende diplomatieke stappen», zoals gevraagd in de motie-Koenders van 6 oktober 1998, heeft zij ondernomen of zullen alsnog ondernomen worden?

3. Welke concrete resultaten kunnen gemeld worden van de bijeenkomsten van de Permanente Gemeenschappelijke Raad van de NAVO en Rusland?

4. Hoe denkt de regering «nieuwe scheidslijnen» te kunnen voorkomen, met name wanneer Roemenië voorlopig niet zal kunnen toetreden?

5. Gezien het feit dat het NAVO-verdrag alleen eenstemmigheid vraagt in Artikel 10 (uitbreiding) denkt de regering dan dat het in de praktijk gegroeide consensus-beginsel in de toekomst kan, respectievelijk moet, worden gehandhaafd?

Naast de algemene kanttekeningen die de leden van de fractie van het CDA maakten, hadden de leden van deze fractie echter ook zorgen over mogelijke stagnatie van het proces na de behoorlijk moeizame gang van zaken rond deze eerste uitbreiding. Hoe beoordeelt de regering uit dit oogpunt de gang van zaken in de Senaat van de Verenigde Staten van Amerika? Bestaat verder niet het gevaar dat de stapsgewijze uitbreiding de irritatie bij de Russische Federatie stap voor stap opvoert?

Een belangrijk punt van discussie in de Amerikaanse Senaat waren de kosten van uitbreiding. Zijn daarover inmiddels nieuwe schattingen aan de regering bekend? Wat is de Nederlandse bijdrage daarin? Heeft de regering voldoende voorzieningen in de begroting en de meerjarencijfers voor Defensie getroffen?

De nieuwe lidstaten zijn ook kandidaat-leden van de Europese Unie. Is hun toetreding tot de West-Europese Unie voorzien? Wat is ter zake de stand van de beleidsontwikkeling?

De leden van de CDA-fractie beklemtoonden tenslotte de betekenis van de opleiding van militairen uit de nieuwe lidstaten. Op welke wijze draagt Nederland hieraan bij, hetzij bilateraal, hetzij met behulp van de NAVO-Academie? Ziet de regering aanleiding voor soortgelijke initiatieven ten behoeve van burgerambtenaren van de nieuwe lidstaten die betrokken zijn bij de politieke aspecten van het NAVO-lidmaatschap?

Gezien de recente ontwikkelingen in Oost-Europa, met name in Kosovo, hadden de leden van de fractie van de PvdA nog enkele vragen. Met voldoening stelden deze leden vast dat de onderhandelingen van Mr. Holbrooke tot nu toe een bombardement door de NAVO hebben weten te voorkomen. Spoedig zullen onder auspiciën van de OVSE een 2000 ongewapende waarnemers in Kosovo gestationeerd worden. Dit houdt een zekere uitbreiding van de taken van de OVSE in en de leden van de PvdA-fractie vroegen zich af hoe de regering oordeelt over deze taakuitbreiding en hoe de regering in het algemeen aankijkt tegen de elkaar wel enigszins overlappende activiteiten van de (veranderende) NAVO, de OVSE en de Raad van Europa. Hoe is het vervolgens gesteld met de veiligheid van deze ongewapende waarnemers? Het betreft hier immers duidelijk een andere situatie dan het waarnemen van verkiezingen. Met verkiezingswaarneming heeft de OVSE grote ervaring, maar niet met het ongewapend beschermen van een etnische bevolkingsgroep. De leden van de PvdA-fractie vroegen zich af hoe gevaarlijk de situatie in Kosovo is en hoe de regering denkt, nu inmiddels is besloten om onder een aantal voorwaarden ook Nederlandse waarnemers naar Kosovo te sturen, dezen te beschermen.

Ook vroegen de leden van deze fractie zich af hoe de drie nieuwe leden reageren op het optreden van de NAVO in Kosovo. Immers het betreft hier ingrijpen in een soevereine staat – een vroegere bondgenoot – en de opvattingen over het feit of de Veiligheidsraad nu wel of niet toestemming tot ingrijpen heeft gegeven lopen nogal uiteen. Wat is de reactie van deze drie landen op het NAVO-optreden?

Tenslotte, in verband met Kosovo en de uitbreiding van de NAVO naar het Oosten, vroegen de leden van de PvdA-fractie zich af wat de voortgang is van het proces van wapenbeheersing en ontwapening. Nu de Koude Oorlog voorbij is en er tussen Oost en West nieuwe verbanden van consultatie en samenwerking ontstaan, legden deze leden aan de regering de vraag voor, of de recente politieke ontwikkelingen in Rusland – de verzwakte positie van president Jeltsin en de benoeming van de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Primakov tot premier – nog invloed zullen hebben op de voortgang van STAR-2 in de Doema en daarmee op de voortgang van het proces van wapenbeheersing en ontwapening, een proces dat ook de NAVO heel direct aangaat.

De leden van de fractie van GroenLinks sloten aan met enkele vragen, die zij als volgt rubriceerden:

Uitbreiding

1. Bestaat er een planning voor toetreding van nieuwe lidstaten, na Polen, Hongarije en Tsjechië?

2. Welk onderwerp staat centraal op de NAVO-top van april: NAVO-uitbreiding of de relatie tussen NAVO en Rusland?

3. Op welke datum zullen de drie nieuwe lidstaten officieel toetreden?

4. Ontstaan er problemen met betrekking tot het CSE-verdrag als gevolg van de uitbreiding? Zo ja, wat zijn die problemen? (conventionele krachtsverhoudingen; heronderhandeling naar CSE-II)

Strategisch concept

5. In welke termen wordt er over de nieuwe centrale taken van de NAVO gesproken in het nieuwe Strategisch Concept? (de zogenaamde «core tasks»)

Kernwapens

6. Houdt het nieuwe strategisch concept in dat de NAVO kernwapens kan inzetten tegen staten die biologische of chemische wapens gebruiken?

7. Hebben er veranderingen plaatsgevonden in de terminologie die gehanteerd wordt in het strategisch concept rondom het gebruik van kernwapens?

Out of Area

8. Worden er formuleringen gebruikt in het nieuwe strategische Concept waardoor het mogelijk wordt voor de NAVO om buiten het verdragsgebied op te treden zonder VN of OVSE-mandaat?

Samenwerkingsraad NAVO-Rusland

9. De VS-senaat heeft condities toegevoegd aan de ratificatie van het uitbreidingsverdrag. Deze hebben betrekking op de NAVO-Rusland Permanente Samenwerkingsraad. Gaat Nederland akkoord met die condities? Heeft dit een negatieve invloed op de relatie met Rusland?

De voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken,

Verbeek

De griffier van de commissie,

Baljé


XNoot
1

Samenstelling: Steenkamp (CDA), Verbeek (VVD), (voorzitter), Gelderblom-Lankhout (D66), Braks (CDA), Veling (GPV), Van Gennip (CDA), Van Eekelen (VVD), Stoffelen (PvdA), Loudon (VVD), Lycklama à Nijeholt (PvdA) en Zwerver (GL).

Naar boven