nr. 219
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om voor deurwaarders
op te heffen het vereiste van een schriftelijke machtiging voor het binnentreden
in een woning zonder toestemming van de bewoner, en dat het in verband daarmee
gewenst is de Algemene wet op het binnentreden en het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Algemene wet op het binnentreden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt «tenzij en voor zover bij wet aan rechters,
rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie en burgemeesters»
vervangen door: tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges,
leden van het openbaar ministerie, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en
belastingdeurwaarders.
b. Het tweede lid vervalt.
c. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
B
In artikel 10, tweede lid, onder g, wordt «artikel 2, vierde lid»
vervangen door: artikel 2, derde lid.
C
In artikel 11, eerste lid, wordt «artikel 2, vierde lid» vervangen
door: artikel 2, derde lid.
ARTIKEL II
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 444, derde lid, wordt «de artikelen 10 en 11 van de Algemene
wet op het binnentreden» vervangen door: de artikelen 10 en 11, tweede
lid, van de Algemene wet op het binnentreden.
B
Artikel 557 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid vervalt het cijfer «1.».
b. Het tweede lid vervalt.
C
Artikel 600, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. De deurwaarder heeft voor het in gijzeling stellen van de schuldenaar
toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling
van zijn taak nodig is. Artikel 444, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
D
In artikel 602, derde lid, wordt «de artikelen 10 en 11 van de Algemene
wet op het binnentreden» vervangen door: de artikelen 10 en 11, tweede
lid, van de Algemene wet op het binnentreden.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,