nr. 55a
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 2 december 1998
Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de VVD-fractie
aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de
volgende vragen.
Deze leden konden zich in grote lijnen met het voorstel verenigen doch
hadden vooralsnog ernstige bezwaren tegen hetgeen wordt voorgesteld in artikel
XII onder A, in het bijzonder het nu voorgestelde eerste lid van artikel 2
Wet tarieven in burgerlijke zaken, meer in het bijzonder de wijze waarop het
heffen van een recht van 25% voor zaken die voor de zitting worden ingetrokken –
waartegen bij deze leden op zich geen bezwaar bestaat – is geregeld.
Zij stelden daarover de volgende vragen:
Vereist de voorgestelde regeling niet dat de gerechten een afzonderlijke
voorschottenadministratie gaan voeren?
Zo neen, hoe moet dan worden gecontroleerd of in een bepaalde zaak het
verlangde voorschot al dan niet is gestort?
Zo ja echter, welke zijn de kosten die daaraan verbonden zullen zijn?
Zal aan de gerechten de extra mankracht die voor een en ander nodig zal zijn
worden vergoed?
Hoe verhouden deze kosten zich tot de geraamde opbrengst?
Welke sanctie is er gesteld op het niet storten van het voorschot? Is
de griffier bevoegd om ingeval het voorschot niet gestort is, de inschrijving
van de zaak te weigeren? Indien de regering zulks mocht menen, op welke wettelijke
bepaling zou deze weigering gegrond kunnen worden? Zou het eventueel stellen
van deze sanctie niet een uitdrukkelijk daartoe strekkende wetsbepaling vereisen?
Waarom kan niet worden volstaan met de bepaling dat na intrekken van een
eenmaal ingeschreven dagvaarding 25% van het recht verschuldigd is? Wordt
niet in het algemeen door de procureurs een rekening-courant bij de griffies
aangehouden waarmee de door hun cliënten verschuldigde rechten worden
verrekend? Dienen deze procureurs, een enkele uitzondering wellicht daargelaten,
derhalve niet als goede debiteuren te worden gekenschetst, van wie ook een
achteraf te heffen recht in het algemeen goedschikt zal worden ontvangen?
Voorts wensten deze leden naar aanleiding van dit voorstel de vraag aan
de orde te stellen of bij de voorgestelde tarieven in burgerlijke zaken (evenals
trouwens bij de thans reeds geldende) nog geldt dat het griffierecht een tegemoetkoming
van de procespartijen is in de voor het rijk door het behandelen van hun zaak
veroorzaakte kosten. Dit gaat ongetwijfeld op voor zaken met een gering geldelijk
belang en voor die met gefixeerd tarief. Zaken echter waarvan het op geld
te waarderen belang de f 400 000 overschrijdt zullen na aanvaarding
van dit voorstel het rijk een bedrag van f 14 970 gaan opleveren,
dan wel indien de verweerder een natuurlijk persoon is f 9 280.
Dit mag voor zaken die feitelijk en juridisch niet ongewoon veel problemen
opleveren als ruimschoots kostendekkend beschouwd worden, zelfs indien een
aandeel in de overheadkosten wordt meegeteld. Kan de regering mededelen voor
welk percentage van de door de gerechten behandelde zaken het recht kostendekkend
of meer dan dat zal zijn?
De voorzitter van de commissie,
Heijne Makkreel
De griffier van de commissie,
Hordijk
XNoot
1Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) voorzitter, Talsma (VVD),
Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop
(D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), Hirsch Ballin (CDA),
De Haze Winkelman (VVD) en Ruers (SP).