25 727
Wijziging van de Wet op de kansspelen (speelautomaten)

nr. 22
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE2

Vastgesteld 6 oktober 1998

De memorie van antwoord gaf de leden van de fracties van CDA en PvdA aanleiding tot het formuleren van de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie dankten de bewindslieden voor de beantwoording van de door hen gestelde vragen. Zij hadden nog enige nadere vragen.

De bewindslieden stellen dat zij tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer de aanvaarding van het amendement-Van Heemst e.a. (stuk nr. 25 727, nr. 8) «zeer sterk hebben ontraden». Toen dit amendement desondanks werd aangenomen, hebben de bewindslieden daaraan geen consequenties verbonden.

Ligt hieraan het oordeel ten grondslag dat het wetsvoorstel, ook inclusief dit amendement, geschikt is om het doel van het oorspronkelijke wetsvoorstel, t.w. bestrijding van gokverslaving, te dienen?

Zo ja, willen de bewindslieden dit oordeel dan toelichten? Willen de bewindslieden een uiteenzetting geven van de verbeteringen die het wetsvoorstel, zoals het thans luidt, brengt in de bestrijding van de gokverslaving, vergeleken met de huidige praktijk zoals deze is gebaseerd op de bestaande wetgeving? Willen zij daarbij betrekken dat, zoals blijkt uit de brief van de VNG van 3 juni 19983, thans reeds in 67% van de gemeenten een verbod op kansspelautomaten in laagdrempelige inrichtingen geldt?

De cijfers van 30 000 tot 60 000 gokverslaafden zijn ontleend aan het rapport van de commissie Nijpels uit het jaar 1995. Uit welk jaar zijn de onderzoeken, waarop deze commissie haar schatting heeft gebaseerd? Het moet mogelijk zijn om tot recentere cijfers te komen. De leden van de CDA-fractie vroegen daar nadrukkelijk naar, waarbij zij in overweging gaven ook informatie in te winnen bij de Centra voor Verslavingszorg en de Reclassering.

Geeft de brief d.d. 28 mei 1998, waarin de toenmalige burgemeester van Rotterdam4, nu de minister van Binnenlandse Zaken, sterk aandringt op verwerping van het wetsvoorstel door deze Kamer, aanleiding tot commentaar van de bewindslieden? Hoe verhoudt zich de passage in deze brief, luidende: «De afgelopen jaren hebben aangetoond dat de speelautomatenbranche compensatie vindt door de exploitatie van behendigheidsautomaten (..)», tot de inhoud van het amendement-Korthals (stuk nr. 25 727, nr. 9) dat meebrengt dat de mogelijkheid vervalt dat een vergunning voor speelautomatenhallen wordt beperkt tot behendigheidsautomaten? Kunnen de bewindslieden thans nadere informatie verschaffen betreffende het overleg met de gemeenten omtrent de bingospelen?

Uit het antwoord van de (vorige) regering leidden de leden van de PvdA-fractie af dat deze staatssecretaris de amendering in de Tweede Kamer nog steeds betreurt, onder meer omdat minder beleidsvorming op het stuk van kansspelautomaten wordt gedecentraliseerd. Mogen deze leden veronderstellen dat de huidige regering deze opvatting tenminste deelt en zou dit niet kunnen betekenen dat het gehele wetsvoorstel, hoezeer daarin ook positieve elementen aanwezig zijn, in zijn huidige vorm – anders dan uit een opgave van de minister met betrekking tot aanhangige wetsvoorstellen, waarvan de behandeling kan worden voortgezet, zou volgen – zou moeten worden ingetrokken? De leden van de fractie van D66 sloten zich bij deze vragen aan.

De voorzitter van de commissie,

Heijne Makkreel

De griffier van de commissie,

Hordijk


XNoot
1

De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder EKnrs. 332 t/m 332b, vergaderjaar 1997–1998.

XNoot
2

Samenstelling: Heijne Makkreel (VVD) (voorzitter), Talsma (VVD), Glasz (CDA), Michiels van Kessenich-Hoogendam (CDA), Holdijk (SGP), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Le Poole (PvdA), Meeter (PvdA), Hirsch Ballin (CDA), De Haze Winkelman (VVD), Ruers (SP).

XNoot
3

Deze brief is ter kennis gebracht van de regering en ter inzage gelegd op het Centraal Informatiepunt onder griffienr. 122084.1.

XNoot
4

Idem onder griffienr. 122084.

Naar boven