nr. 11
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VERKEER EN WATERSTAAT1
Vastgesteld 25 september 1998
* De eerder verschenen stukken inzake dit wetsvoorstel zijn gedrukt onder
EKnrs. 309 t/m 309d, vergaderjaar 1997–1998.
De nadere memorie van antwoord heeft de leden van de vaste commissie voor
Verkeer en Waterstaat aanleiding gegeven tot de volgende twee vragen.
De leden van de commissie verklaarden niet overtuigd te zijn door het
antwoord van de regering inzake artikel 18.2, tweede en derde lid, van het
wetsvoorstel. Zij waren van mening dat dit artikel, zoal niet in strijd met
de letter van de grondwet, toch in elk geval in strijd is met de geest daarvan.
Zij meenden dat dit artikel uit het wetsvoorstel zou dienen te verdwijnen.
In elk geval zou de buitenwerkingstelling van een of meer bepalingen van
de wet naar hun mening niet bij ministeriële regeling maar bij algemene
maatregel van bestuur met voorhangprocedure dienen plaats te vinden. Zij wilden
weten of de regering bereid is de invoering van genoemde leden van artikel
18.2 uit te stellen totdat het artikel in deze zin is gewijzigd.
Voorts stelden de leden van de commissie het punt van de aftapbaarheid
wederom aan de orde. Hieromtrent heeft de Registratiekamer op 17 september
1998 commentaar geleverd dat als bijlage bij dit verslag is gevoegd. De leden
van de commissie verzochten de staatssecretaris om een reactie op dit commentaar.
Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de
commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende
voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Baarda
De griffier van de commissie,
Heijnis
XNoot
1Samenstelling: Talsma (VVD), Baarda (CDA), (voorzitter), Zijlstra (PvdA),
Eversdijk (CDA), Hilarides (VVD), Vrisekoop (D66), Pitstra (GL), Rongen (CDA),
Batenburg, Lodewijks (VVD), Van den Berg (SGP), Bierman, Linthorst (PvdA)
en Ruers (SP).