25 312
Wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met de privatisering van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V.

nr. 17b
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR CULTUUR1

Vastgesteld 18 november 1998

De nadere memorie van antwoord gaf de commissie nog aanleiding tot het stellen van de volgende vragen en het maken van de volgende opmerkingen.

De vaste commissie gaf te kennen de spijt te waarderen die de regering betoont in de nadere memorie van antwoord (blz. 1, derde volle alinea) over het feit dat zij geen bevredigend antwoord heeft kunnen geven op de vraag inzake mogelijke naasting van de opbrengst van de vervreemding van de aandelen van het NOB, als gesteld door de PvdA-fractie.

Bij de commissie zou de waardering nog groter zijn geweest als de regering vervolgens wèl een volledig antwoord zou hebben gegeven. Echter, de regering herhaalt, zo meende de commissie te constateren, haar argumentatie, nl. dat bij opheffing van de Beheersstichting het vermogen «van rechtswege» overgaat naar de Staat. Deze stelling is alleen bij de artikelsgewijze toelichting in de memorie van toelichting (25312, nr. 3, blz. 8) toegelicht. De regering miskent daarbij de voorgeschiedenis, waarbij het vermogen van de voormalige NOS – d.w.z. van de gezamenlijkheid van de omroep – uitdrukkelijk, ook wat het facilitaire bedrijf betreft, voor de omroep behouden moest blijven, en wel door het onderbrengen van het vermogen van het NOB in een Beheersstichting. Bij liquidatie van die stichting moet, volgens de Statuten, het vermogen aan de omroep ten goede komen. Het blijft niet althans onvoldoende duidelijk op welke gronden de regering meent dat van die statutaire verplichting zou kunnen worden afgeweken. Wat zou de titel moeten zijn voor het «van rechtswege» vervallen van het vermogen aan de Staat?

Denkt de regering aan (een vorm van) naasting van vermogen dat toekomt aan de gezamenlijkheid van de omroep, zoals nader is uiteengezet in het voorlopig verslag (blz. 2/3) en in het nader voorlopig verslag (blz. 1/2)?

De vaste commissie zou het op prijs stellen een gedegen onderbouwde argumentatie te vernemen voor de stelling van de regering dat het NOB-vermogen «van rechtswege» zou vervallen aan de Staat bij ontbinding van de Beheersstichting.

En voorts, voor de stelling van de regering dat dit niet neerkomt op onteigening zonder aanbieding van schadevergoeding. Vertrouwende dat deze vragen tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

De Boer

De griffier van de commissie,

Heijnis


XNoot
1

Samenstelling: Tiesinga-Autsema (D66), Postma (CDA), Glasz (CDA), De Boer (GL) (voorzitter), Veling (GPV), Luimstra-Albeda (CDA), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Van de Zandschulp (PvdA), Bierman Van Heukelum (VVD), Maas-de Brouwer (PvdA), Luijten (VVD).

Naar boven