25 900
Wijziging van de Algemene nabestaandenwet in verband met gebleken onbillijkheden

nr. 314d
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 1998

In aanvulling op de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel wijziging Algemene nabestaandenwet (25 900) die ik op 25 mei aan u verzonden heb, vraag ik uw aandacht voor het volgende.

In dit wetsvoorstel wordt onder andere het overgangsrecht voor voormalig AWWers aangepast. Het betreft een verhoging van de inkomensonafhankelijke bodem van 30% minimumloon en een verhoging van de vrijlating van inkomen. Deze aanpassing betekent voor ca. 64 000 voormalig AWWers dat zij een hogere uitkering krijgen met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998.

Na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer op 16 april jl. is de Sociale Verzekeringsbank begonnen met de voorbereiding van de nabetalingen die hiermee gemoeid zijn, en de daarvoor benodigde aanpassing van het automatische betalingssysteem. Op die wijze stelt de SVB alles in het werk om indien de Eerste Kamer akkoord zou gaan met het wetsvoorstel, de daaruit voortvloeiende nabetalingen al in juli te kunnen verrichten.

Vanwege de doorlooptijd van automatische betalingen kan de SVB de nabetalingen alleen dan in juli laten plaatsvinden als op 17 juni a.s. zeker is dat de wettelijke basis voor deze betalingen bestaat. Indien dat niet het geval is, zullen de systeemaanpassingen van de SVB ongedaan gemaakt moeten worden, en ondervinden de nabetalingen vertraging.

Het lijkt mij echter gewenst dat deze voormalige AWWers zo snel mogelijk op de hoogte gesteld worden van hun hogere uitkeringsrechten. Om die reden moge ik u verzoeken het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk te agenderen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Naar boven